Duitse zonne-energiebranche in zwaar weer
Nederland heeft het subsidiebeleid voor de installatie van zonnepanelen weer veranderd. Een riskante stap in deze jonge sector, zo leert de gang van zaken in Duitsland. Het succesverhaal van zonne-energie is daar hard op weg te veranderen in een nachtmerrie.
De hemel boven Duitsland was op 26 mei helemaal onbewolkt. Die dag rond het middaguur leverden de 1 miljoen Duitse installaties voor de productie van zonne-energie het recordvermogen van 22.000 megawatt aan het stroomnet. Dat is ongeveer 45 keer de energie die de kerncentrale in Borssele opwekt. Voldoende om een derde van de Duitse stroombehoefte van dat moment af te dekken. Een succes voor de Duitse politiek, maar tegelijkertijd ligt de zonne-energiebranche in het land sinds maanden op z’n gat.
De kleine entreeruimte van het Photovoltaik Institut in een onooglijk fabriekscomplex in Berlijn-Kreuzberg ademt de ongedwongen sfeer van een pioniersbedrijfje. Geen opsmuk, ook niet bij bedrijfsleider Paul Grunow, die gekleed in een zwarte jeans en een T-shirt van een walvisstichting binnenstapt.
Grunow belichaamt de filosofie dat je bij succes niet moet uitrusten. Eind jaren tachtig experimenteerde de nu 49-jarige natuurkundige al met het opwekken van zonne-energie door middel van fotovoltage (pv). In 2000 richtte hij met twee vrienden Q-Cells op, op de braakliggende vervuilde industriegebieden rond Bitterfeld bij Leipzig. Enkele jaren later was Q-Cells de grootste zonnepanelenproducent wereldwijd. Grunow stapte in 2005 op omdat de uitdaging weg was. „Het ging steeds meer om geld verdienen en te weinig om het ontwikkelen van nieuwe producten”, zegt hij. Nu test hij met dertig werknemers panelen en componenten en voorziet ze van een certificaat. Voor investeerders is zijn keurmerk een belangrijke voorwaarde om geld beschikbaar te stellen voor de aanleg van een pv-installatie.
Het gaat inmiddels om groot geld in de nog jonge zonne-energiesector. Duitsland is vanaf het begin de motor achter de groei. De markt groeit wereldwijd stormachtig, maar eind 2011 stond nog altijd ruim een derde van alle zonnepanelen bij onze oosterburen. Ter vergelijking: in Nederland is slechts een half procent geïnstalleerd van de 26 gigawatt vermogen die in Duitsland draait. Inmiddels werken er naar schatting 130.000 mensen in de Duitse zonne-energiebranche, van ontwerpers en fabrikanten tot monteurs. Brancheorganisatie BSW schatte de omzet in 2010 op 10 miljard euro.
Op het eerste oog verrast het dan niet dat de nieuwe Duitse minister van Milieu, Altmaier, onlangs de voorspelling deed dat er dit jaar weer een recordaantal zonnepanelen bijgeplaatst gaat worden. Toch is dit opmerkelijk, omdat de regering er juist alles aan gelegen is om het bijbouwen sterk in te dammen.
De gegarandeerde terugleververgoeding voor producenten van groene stroom, die in Duitsland sinds 2000 bestaat, is een succesverhaal van hoe je een nieuwe industrie helpt. De schaduwkant is dat iedere stroomverbruiker via een ecotoeslag meebetaalt aan die terugleververgoedingen. Op dit moment bedraagt die toeslag 3,5 cent per kilowattuur. De verwachting is dat het volgend jaar 5 cent zal zijn. Het leeuwendeel van het geld is bestemd voor pv-installaties, terwijl die slechts 20 procent van de groene stroom leveren.
Weliswaar daalt de vergoeding die producenten van zonne-energie krijgen elk jaar, maar de prijzen van zonnepanelen zijn de afgelopen tijd nog veel sterker teruggelopen: sommige modellen zijn in een jaar tijd de helft goedkoper geworden. En daar schuilt de crux van de huidige onrust in Duitsland. De afgelopen jaren beleefde Duitsland een regelrechte hausse in de aanleg van pv-systemen. Daken werden volgelegd met panelen en in Brandenburg ontstonden enorme zonneweiden op opgeheven militaire bases. „Investeerders konden rekenen op dubbele winstcijfers”, zegt analist Markus Lohr van het researchbureau EuPD, dat regelmatig onderzoek doet naar de toekomstperspectieven van de branche.
De Duitse fabrieken profiteerden echter maar mondjesmaat. Om de terugleververgoeding op te strijken doet het immers niet ter zake of de panelen van Duitse of Chinese makelij zijn. „China heeft de markt overgenomen door de eigen industrie voor miljarden aan goedkope kredieten te voorzien”, zegt Lohr. Met als gevolg dat nu de ene na de andere Duitse panelenbouwer failliet gaat.
Inmiddels heeft de politiek met forse verlagingen van de subsidies de winstmarges voor investeerders weer verkleind, maar voor de panelen die al op de daken lagen geldt nog steeds de vergoeding van het moment van oplevering. De regeling zou de Duitse stroomverbruikers de komende twintig jaar nog 80 miljard euro kosten, zo werd berekend.
De Duitse regering heeft onlangs alsnog abrupt aan de noodrem getrokken door de subsidies voor nieuwe installaties, afhankelijk van de grootte, met 20 tot 30 procent terug te brengen. Voor kleinere per direct, voor zonneweiden, met lange planningen, per 1 juli.
„Catastrofaal”, zegt installateur Ulrich Jadke. „Die abrupte korting is funest voor de markt. Kleine dakinstallaties worden zelfs helemaal niet meer besteld.” Hoewel de Bondsraad, de Duitse Eerste Kamer, de ad-hocbeslissing van de regering blokkeerde, is het kwaad volgens Jadke al geschied.
De rooskleurige prognose van minister Altmaier is dan ook vooral gebaseerd op het schokeffect. Tot juli wordt er nog als een bezetene gebouwd. Maar hoe het er daarna uitziet, durft niemand te voorspellen. Belangenbehartiger BSW becijferde dat de helft van de bedrijven inmiddels werknemers heeft ontslagen, zo’n 10.000 in totaal.
Tester Grunow denkt dat de Duitse industrie het moet hebben van specialisatie. „We moeten meer naar op maat gesneden systemen, panelen in gebouwen integreren, oplossingen om de stroom op te slaan.”
Installateur Jadke gaat zich specialiseren in installaties die losgekoppeld zijn van het stroomnet. Dat is de toekomst, denkt ook Grunow. „De kracht van zonne-energie is dat je die decentraal kunt opwekken, altijd en overal.”