Nieuwe toekomst voor C in CDA
AMSTERDAM – Wat te doen met de C van het CDA? Overeind houden of schrappen? Die vraag stond woensdagavond centraal tijdens een debatavond in Amsterdam, georganiseerd door het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme en het Politiek Café CDA Amsterdam.
Aanleiding voor het debat was het onlangs verschenen boek van dr. Eginhard Meijering ”Hoe God verdween uit de Tweede Kamer”. De auteur mocht zelf de aftrap geven. Hij stelde dat het CDA er goed aan zou doen om uit principiële en pragmatische redenen de C uit de naam te verwijderen.
Principieel omdat het CDA en zijn voorgangers al sinds 1970 geen dogmatisch christendom meer aanhangen, noch Christus als Redder belijden in de politiek. „Het gaat sinds die tijd uitsluitend om een ethisch christendom, om goed en kwaad. Een christendom waar met name liberalen zich in het begin van de twintigste eeuw ook op beriepen en waarvan de AR en CHU destijds zeiden dat dit soort christendom feitelijk humanisme is. Nu de partij zelf het ethisch en vrijzinnig christendom propageert, kun je de vraag stellen of het niet beter is de C te schrappen.”
Door de verschuiving naar een vrijzinnig christendom is er ook een pragmatische reden om de C te schrappen, aldus Meijering. Het aantal vrijzinnigen dat op het CDA zou kunnen stemmen, is beperkt. „En het grootste deel van hen stemt VVD, D66 of GroenLinks.”
De tweede inleider van de avond, dr. Peter van Rooden, historicus aan de Universiteit van Amsterdam, wilde zich niet uitspreken over de C. Toch had hij een advies aan het CDA: „Niet al te zeer tamboeren op het feit dat je christelijk bent. Dat grote verhaal slaat niet meer aan.”
Wouter Beekers, historicus bij het documentatiecentrum, liet het tegengeluid horen. Volgens hem heeft de C wel degelijk bestaansrecht. Ook al is het CDA geen partij die het dogma belijdt dat Jezus Christus de Verlosser is, dan zijn er volgens hem nog tal van andere mogelijkheden om God een plaats te geven in de samenleving. Zo moet de partij opkomen voor alle groepen van wie de godsdienstvrijheid aan banden wordt gelegd, zoals moslims, gewetensbezwaarde trouwambtenaren en voorstanders van rituele slacht. Zo krijgt de C een nieuwe toekomst.
Deze stellingname riep een heftige reactie op bij Van Rooden. Die stelde dat de christelijke politici in het verleden juist geen bescherming boden aan groepen die moeite hadden om voet aan de grond te krijgen in de samenleving, zoals vrouwelijke ambtenaren die niet langer ontslag wilden als ze huwden, vrouwen die een abortus wilden en vrouwen die voorbehoedsmiddelen eisten. „De voorgangers van het CDA hebben dat tegengehouden. Daarom zal ik nooit op de partij stemmen. Wat u zegt is nieuw voor het CDA. Ik zie het de leiders nog niet nazeggen.”
Van Rooden wil dat iedereen zo veel mogelijk ruimte krijgt; dat geldt niet alleen voor vrouwen, maar ook voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren en voorstanders van rituele slacht.
Beekers haakte daar handig op in door te stellen dat het antirevolutionaire beginsel van soevereiniteit in eigen kring er in de kern op is gericht om iedereen zo veel mogelijk eigen levensruimte te geven. Dat was in het verleden zo en het principe is nu actueler dan ooit, zo stelde de historicus. „We moeten ervoor zorgen dat Nederland een land van minderheden blijft.”
Op een vraag vanuit het publiek waarom het liberalisme en het socialisme vandaag de dag geen oog hebben voor minderheden en hun belangen, moesten de inleiders het antwoord schuldig blijven. Ze vonden het vreemd dat er vroeger ruimte was voor gewetensbezwaren tegen militaire dienstplicht, terwijl een dergelijke ruimte er nu nauwelijks nog lijkt te zijn.
Van Rooden verwees naar „het uitstekende advies van de Raad van State” over de gewetensbezwaarde trouwambtenaar: „Daarin wordt op historische gronden gezegd hoe het hoort te zijn. Maar er is geen politicus die ernaar verwijst. We zijn wat kwijtgeraakt. We weten in Nederland niet meer hoe we met elkaar en met minderheden om moeten gaan.”