Mens blijft computer de baas
Japan, robotland bij uitstek, zette vorig jaar pas een maand na de kernramp in Fukushima de eerste robot in. Een teken aan de wand, vindt wetenschapsjournalist Bennie Mols. „We hebben geen behoefte aan een robot die huwelijken sluit; wel aan een robot die mensenlevens kan redden.”
Robots die de wereld veroveren. Bennie Mols ziet het nog niet gebeuren. Een auto in elkaar zetten of een potje schaken, daarin is een computer steengoed. Maar dat maakt hem nog niet slimmer dan de mens.
De wetenschapsjournalist, die promoveerde in de natuurkunde en tevens filosofie studeerde, volgt al jaren de ontwikkelingen op het terrein van kunstmatige intelligentie (zie kader) op de voet. Onlangs legde hij zijn bevindingen vast in het boek ”Turings tango. Waarom de mens de computer de baas blijft”.
De titel verwijst naar een van zijn favoriete wetenschappers, de Britse Alan Turing. Zaterdag is het honderd jaar geleden dat deze vader van de kunstmatige intelligentie werd geboren. Reden om 2012 wereldwijd uit te roepen tot Alan Turingjaar.
En terecht, stelt Mols. „Hij was zijn tijd zó ver vooruit. De meeste van zijn tijdgenoten waren alleen geïnteresseerd in de computer als rekenmachine. Turing niet. Hij wilde een denkende machine bouwen en zo de computer gebruiken om te begrijpen hoe het menselijk brein werkt.”
Niet gehinderd door werk om op voort te borduren, laat Turing zijn gedachten de vrije loop. Voor het jaar 2000 zal de computer denken als een mens, voorspelt hij. Wie wel eens een robotstofzuiger minutenlang rondjes heeft zien draaien bij een tafelpoot zonder een uitweg te vinden, weet dat die voorspelling niet is uitgekomen.
Het zal ook nooit zo ver komen, denkt Mols. Hij onderbouwt die stelling met een aantal ijzersterke argumenten. Een computer heeft bijvoorbeeld geen lichaam, weet geen weg met menselijke emoties en heeft die zelf ook niet.
Veel begrip voor de bedenkers van robotachtige wezens zoals de iCat en het robothondje Paro –ontworpen om (demente) ouderen gezelschap te houden– heeft hij dan ook niet. „De belangrijkste behoefte van deze mensen is aandacht en dat is nou net een van de zaken waar machines heel slecht in zijn.”
Dat wil niet zeggen dat robots in de zorg per definitie nutteloos zijn. „Ze kunnen mensen uit bed tillen of spullen aangeven: zware en repeterende mechanische taken waarin robots al decennialang handig zijn.”
Een andere veelal onderschatte hobbel is de energiehonger van een robot. Het energieverbruik van het menselijk brein ligt met 20 tot 25 watt nauwelijks hoger dan dat van een spaarlamp. Dat is ruwweg een factor 100.000 kleiner dan de megawatts die een supercomputer opslurpt.
Hoe dat gat gedicht moet worden, is onduidelijk. Mols illustreert dit aan de hand van het Europese Human Brain Project van Henry Markram. Deze neurowetenschapper stelt zich tot doel om met de computer het complete menselijke brein na te bootsen. Vandaag de dag komt hij met zijn supercomputer nog niet verder dan een klein stukje rattenhersenen (10.000 cellen). Mocht het toch tot een compleet nagebouwd brein komen –dat miljarden zenuwcellen bevat– dan zouden voor de energievoorziening een paar duizend energiecentrales nodig zijn, rekent Mols voor.
De Turingkenner laat een totaal ander geluid horen dan voorvechters van kunstmatige intelligentie zoals Ray Kurzweil. Deze optimistische Amerikaan meent dat de rekenkracht van computers alleen maar blijft toenemen, zoals ze dat al tientallen jaren doet volgens de wet van Moore. Over een paar decennia zal dat volgens hem leiden tot de ontwikkeling van een elektronisch brein dat de mens overtreft.
Mols meent echter dat deze mannen een grote denkfout maken. „Computerkracht is geen toverstaf voor alles. De computer schaakt beter dan de mens en wint zelfs een lastige televisiequiz. Maar in het voeren van een alledaags gesprek is de computer dramatisch slecht. En als je het verschil ziet tussen de motoriek van de beste robot en een zesjarig kind. Tja…”
Het laatste wat Mols wil, is de invloed van de computer in de huidige cultuur bagatelliseren. „We moeten komen tot een optimale samenwerking tussen mens en machine, door de sterke eigenschappen van beide te combineren.” Dat wil hij weergeven met de term ”Turings tango”, naar een ingewikkelde Argentijnse dans waarin goed samenwerken strikt noodzakelijk is.
Valt Turing met zijn wilde ideeën hiermee van zijn voetstuk? Mols meent van niet. „Had Turing langer geleefd, dan had hij denk ik ingezien dat de kunstmatige intelligentie maar een deel van de menselijke intelligentie kan nabootsen. In theorie valt biologie te reduceren tot natuurkunde. In de praktijk echter niet, omdat de rekenproblemen uit de hand lopen. Of biologie te reduceren valt tot een computerprogramma zonder alle biologische details mee te nemen, is maar zeer de vraag. Met rekenkracht alleen ben je er niet.”
Mols zet in zijn boek een helder en volledig betoog neer over de (on)mogelijkheden van kunstmatige intelligentie. Doordat hij de levensgeschiedenis van Alan Turing er knap doorheen weeft, leest het bij tijden zelfs als een spannend boek.
Nuchterheid voert echter de boventoon. Toekomstvoorspellingen zoals het kopiëren van het menselijk brein naar een computer doen de lezer soms de rillingen over de rug lopen. Mols ligt er niet van wakker. Hopelijk heeft hij gelijk. De tijd zal het leren.
”Turings tango”, Bennie Mols; uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2012, ISBN 978 90 468 1237 2; 222 blz.; € 18,95.
Tragisch talent
Alan Turing. Deze week is het een eeuw geleden dat hij in Londen ter wereld kwam. Al jong blinkt Alan uit in wiskunde. In 1936 bedenkt hij de Turingmachine, een apparaat dat alleen op papier bestaat en model staat voor de wijze waarop de menselijke geest rekent. Dit brengt hem op het idee dat een machine in principe alles kan wat onze hersenen kunnen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog geeft Turing leiding aan een team dat erin slaagt de Duitse coderingsmachine Enigma te kraken. De Britten weten duizenden versleutelde Duitse berichten per maand te ontcijferen en dat heeft volgens historici de Tweede Wereldoorlog met twee jaar bekort.
In de jaren na de oorlog bedenkt hij onder andere de Turing Test, waarmee het mogelijk moet zijn te bepalen of een machine kan denken. Dit wordt gezien als het begin van het vakgebied kunstmatige intelligentie.
In 1952 wordt Turing opgepakt wegens het hebben van een homoseksuele relatie. In die tijd geldt dat in Groot-Brittannië als een strafbaar feit. Daarna volgt een ‘behandeling’ met hormoontherapie.
Op 7 juni 1954 –hij is dan bijna 42 jaar– wordt Turing dood op bed gevonden. Waarschijnlijk heeft hij zelfmoord gepleegd. Naast zijn bed ligt een met cyanide vergiftigde appel waarvan een paar happen zijn genomen.