Symposium in Hilversum over tegenstelling reformatorisch en evangelisch
HILVERSUM – De tegenstelling tussen reformatorisch en evangelisch is er nooit geweest. Beide groepen staan zo dicht bij elkaar dat ze gemakkelijk in elkaar overlopen. Daarom is de behoefte aan grensbewaking des te groter, constateert prof. dr. Stefan Paas. „Maar het is ongelooflijk gevaarlijk voor de kerk om kunstmatige scheidingen in stand te houden. Het resultaat is bloedarmoede.”
Prof. Paas, docent aan de Theologische Universiteit Kampen en hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, sprak dinsdag in Hilversum op het eerste Andries Radio Symposium van de Evangelische Omroep (EO). Dat ging over de vraag: „Reformatorisch en evangelisch: een achterhaalde tegenstelling?”
Die bloedarmoede is nog altijd te zien in evangelische en gereformeerde kerken, aldus prof. Paas. „Hoe vaak ik in mijn reformatorische jeugd niet gewaarschuwd ben voor die gemakkelijke theologietjes van „God houdt van jou”, „Je hoeft alleen maar ja te zeggen”, enzovoort. Ik heb de indruk dat de behoefte om zich af te zetten tegen alles wat maar zweemt naar arminianisme er in een aantal kerken voor heeft gezorgd dat men niet meer weet hoe mensen in verbinding gebracht moeten worden met God. Er wordt eindeloos over bekering gepraat, maar niemand weet hoe het moet.”
Volgens de christelijke gereformeerde hoogleraar benadrukken reformatorische en evangelische kerken graag hun eigenheid door verschillen met degenen die hen het meest nabij staan uit te vergroten. „Freud noemde dat ooit het narcisme van de kleine verschillen. Die verschillen zijn er, en ze zijn reëel, maar het zijn verschillen tussen groepen mensen die pakweg 95 procent gemeen hebben. We kunnen dan natuurlijk zeggen dat het juist die 5 procent verschillen zijn die toenadering zo levensgevaarlijk maken, maar dat is meer kerkelijke retoriek dan de geest van het Koninkrijk. Dat is zonde. Zelfrechtvaardiging heeft veel schade gebracht, ook in het missionaire werk.”
Blij is hij dat de „media-oorlog” tussen reformatorische en evangelische christenen voorbij is. De hoofdstroom van orthodox-protestants Nederland is volgens hem een mix van evangelische en reformatorische inzichten. „In de Engelse wereld noemt men dat ”evangelical”.”
De tegenstelling is voorbij, aldus Paas. „Maar de verschillen zijn dat natuurlijk niet. Evangelisch en reformatorisch zijn niet één pot nat geworden. Overal waar mensen écht ergens in geloven en intensief met elkaar te maken hebben, spatten de vonken er soms af. Ik zou me zorgen maken als dat nooit meer gebeurde. Dat zou betekenen dat we te weinig geloven en te weinig om elkaar geven.”
Paas verwees naar de opiniebijdrage van ds. C. G. Vreugdenhil, predikant van de gereformeerde gemeente te Vlissingen, vorige week in deze krant. „Hij zei: We hoeven niet te doen alsof we precies hetzelfde zijn. Waarom kunnen we geen vrienden zijn? Vrienden waarderen elkaar, maar ze kunnen elkaar ook de waarheid zeggen. Ik denk dat hij gelijk heeft. Maar ik wil nog een stap verder gaan: we zijn niet alleen vrienden, maar ook familie. We moeten ook in staat zijn om veel goeds over elkaar te zeggen. Niet zuinig, maar ruimhartig. We zullen de kunst moeten verstaan om genadig met elkaar van mening te verschillen.”
Iemand uit de zaal vertelt dat ze haar niet-christelijke vrienden niet zomaar naar een gereformeerde kerkdienst meeneemt. „Is het zo dat evangelische gemeenten een beter antwoord geven op vragen die in onze cultuur leven?”
Dat is maar ten dele waar, zegt theologe en antropologe dr. Miranda Klaver, die onderzoek deed naar de betekenis van bekering in evangelische kerken. „Er zijn ook evangelische gemeenten waar mensen zo ”in de Heer” zijn en een soort tale Kanaäns spreken dat ze heel gesloten overkomen. De evangelische wereld is zo divers; het is maar net waar je naartoe gaat.”
EO-presentator Andries Knevel interviewde prof. dr. J. Hoek en prof. dr. W. J. Ouweneel, auteurs van het boek ”Gereformeerden en evangelischen”. Hij vroeg welke punten volgens hen van belang zijn in het debat tussen beide groepen. Volgens prof. Hoek, hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, is de rechtvaardiging door het geloof het artikel waarmee de kerk staat of valt. „Op dat punt begrijpen we elkaar niet tot op de bodem. Bij evangelischen is de rechtvaardiging toch een beetje een gepasseerd station: zo, nu zijn we bij de heiliging.”
Prof. dr. Ouweneel, lid van de Vergadering van Gelovigen en hoogleraar dogmatische vakken aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven (België), stelde vast dat er ook veel overeenkomsten tussen reformatorischen en evangelischen bestaan. „Ik vind het wel jammer dat de doop tussen ons in staat. Er zijn meer dan 600 miljoen dopersen op aarde, meer dan alle gereformeerden, lutheranen en anglicanen bij elkaar. Ik hoop dat gereformeerden niet moeilijk doen over mensen die zich willen laten overdopen. En baptisten over mensen die naar hun gemeente komen en al als kind zijn gedoopt. Tolerantie vind ik belangrijker dan een bepaalde visie op de doop.”
„Maar vroeger vonden we toch dat de evangelischen arminiaans, semipelagiaans en remonstrants waren?” vraagt Knevel. Prof. Ouweneel: „Ik denk dat als je een evangelische vraagt of hij arminiaans is, hij niet weet wat je bedoelt.”
Knevel, lachend: „Dat is nog erger.”
Prof. Hoek: „Als reformatorischen en evangelischen elkaar ontmoeten en goed doorpraten, zal niemand zeggen dat hij zelf voor Jezus heeft gekozen.”
Prof. Ouweneel: „Natuurlijk niet. Evangelischen noemen zich misschien alleen maar arminiaan omdat ze vuurbang zijn voor het hypercalvinisme.”
„Eigenlijk zijn we het aardig eens met elkaar”, concludeert hij aan het einde van het symposium. „Maar dat komt misschien ook wel doordat we hier de grote flanken missen: de ultragereformeerden en de ultracharismatischen.”
Het volgende Andries Radio Symposium vindt plaats op 30 oktober. Thema is dan: ”Monnik of missionair? Over vreemdelingschap of toewijding aan het leven”.