Nieuwe test toont risico op kanker
Het klinkt mooi: als mensen weten hoe groot hun kans op kanker is en wat ze er zelf aan kunnen doen om dat risico te verkleinen, stimuleert dat om te stoppen met roken en gezonder te eten. Maar werkt dat echt zo in de praktijk?
KWF Kankerbestrijding lanceerde onlangs een test waarmee iedereen een risico-inschatting kan maken voor twaalf verschillende vormen van kanker. Aan het einde van elke test volgt advies over wat iemand vervolgens kan doen om het risico op die specifieke vorm van kanker te verkleinen. Over de test publiceerden de betrokken onderzoekers begin deze maand in het artsenblad Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG).
De kankerrisicotest werd ontworpen naar voorbeeld van een Amerikaanse internettest en aangepast voor de Nederlandse situatie. Bij elk van de twaalf veelvoorkomende kankertypen die zijn opgenomen, zoals baarmoeder-, borst-, long- en prostaatkanker, wordt vermeld welke risicofactoren een rol spelen bij het ontstaan van dit type tumoren.
Daarbij hoort een belangrijke nuancering: „Let wel: de test doet geen voorspelling of u al dan niet kanker krijgt”, meldt KWF voorafgaand aan de onlinetest.
Verder blijkt het resultaat „het meest betrouwbaar voor mensen vanaf 40 jaar die nooit kanker hebben gehad.” Als reden daarvoor wordt genoemd dat kanker relatief weinig voorkomt bij mensen onder de 40. „Daardoor zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om op een wetenschappelijk verantwoorde manier een inschatting van iemands risico te maken.”
Indien gewenst, kan iemand met een keuzehulp een soort voorselectie maken. Na vragen over geslacht, lengte, roken, alcoholgebruik, beweging en het eten van groente en fruit, volgt een advies om een of meerdere testen in te vullen.
Daarbij komen behalve over leefstijl ook vragen langs over specifieke risicofactoren, of de ziekte in de familie voorkomt en of iemand eerder kanker heeft gehad. Aan het einde van de test volgt informatie over hoeveel Nederlanders deze vorm van kanker krijgen en of het individuele risico, op basis van de ingevulde gegevens, hoger, lager of gelijk is aan het landelijk gemiddelde. Daarbij staat informatie over wat deze persoon al goed doet en op welke punten het beter kan.
De onderzoekers gaan ervan uit dat de gerichte leefstijladviezen aan het einde van de test iemand ertoe zullen aanzetten om gezonder te leven en daarmee het risico op kanker te verlagen.
De auteur van het commentaar in hetzelfde nummer van het NTvG heeft er echter een hard hoofd in dat de kankerrisicotest die uitwerking zal hebben. Dr. R. A. M. J. Damoiseaux, huisarts in Hattem, schrijft dat de risico’s waarop iemand zelf invloed kan uitoefenen, zoals roken, extreem overgewicht en beroepsmatige blootstelling aan schadelijke stoffen, voldoende bekend zijn bij de patiënten die hij in zijn spreekkamer krijgt. „Toch zie ik weinig neiging tot aanpassing van de leefstijl.”
Verder wijst de huisarts erop dat van de vijftig risicofactoren die in de kankerrisicotest zijn opgenomen, een heel aantal niet te beïnvloeden valt, zoals lichaamslengte en erfelijke belasting. Van lange mensen blijkt dat zij een grotere kans hebben op alvleesklier-, borst-, dikkedarm-, eierstok- en prostaatkanker.
Damoiseaux twijfelt er ook aan of KWF Kankerbestrijding de doelgroep –mensen met een hoog risico– wel bereikt met deze test. „Bij de nationale cholesteroltest en de niercheck van enkele jaren geleden, bleek dat niet zo te zijn. De niercheck werd vooral aangevraagd door mensen uit buurten met een hogere sociaaleconomische status. Het risico ligt op de loer dat dit ook voor de KWF-kankerrisicotest zal gelden. De groepen met een lagere sociaaleconomische status hebben echter de grootste kankerrisico’s door factoren als roken, overgewicht en beroepsmatige blootstelling aan stoffen. (…) Helaas is het rookverbod in cafés weer gedeeltelijk teruggedraaid, maar zo’n verbod heeft misschien wel meer effect dan het introduceren van een kankerrisicotest.”
De huisarts vreest bovendien dat hij als gevolg van zo’n risicoanalyse meer patiënten in zijn spreekkamer krijgt die allerlei onderzoeken willen. „Er zou wel eens een ongebreidelde vraag kunnen ontstaan naar buikecho’s, mammografieën, CT-scans, PSA-bepalingen, endoscopiëen en andere onderzoeken.”
Zijn conclusie luidt daarom kort en krachtig: „We zitten eigenlijk niet op een kankerrisicotest te wachten.”
De schrijver van het redactioneel, huisarts Joost Zaat, is nog scherper. Hij vraagt zich af of er wel verschil is „tussen Ghanese waarzeggers die aan kippeningewanden de toekomst kunnen zien en moderne epidemiologen die aan de hand van enkele kenmerken het risico op ziekten willen voorspellen.”
Naar zijn idee hangt dit samen met de menselijke behoefte om de toekomst te kennen, „met het idee dat onheil in die toekomst dan ook bezworen kan worden.”
Zaat geeft toe dat het risico op een bepaalde vorm van kanker nog wel berekend kan worden. Maar, zo schrijft hij, of iemand die ziekte ook daadwerkelijk krijgt en wanneer, daar valt helemaal niets over te zeggen. „Dat dokters willen voorspellen is wel verklaarbaar: ze ontlenen natuurlijk enige macht aan die kunst.” Maar voor zulke praktijken kan hij weinig respect opbrengen. „Voorspellen is magisch tijdverdrijf, of dat nu bij de waarzegger op de kermis, het plein in Ghana of het internetscherm in Nederland is.”