Spotlight: de spelende mens
Spelen moet, want spelen is goed voor je, beweert een lange rij van westerse filosofen. Spelen maakt mensen menselijk, zei cultuurhistoricus Johan Huizinga zelfs. Maar wat gebeurt er als spelen een dure plicht wordt?
Lezen of voetballen, dat is de keus waarvoor de grote internetboekhandel bol.com alle bezoekers deze week plaatst. Op de homepage krijg je meteen de gewetensvraag: ”Voetbalfan of niet?” Er zijn twee mogelijkheden:”naar de oranjewinkel” of ”ik hou niet van voetbal”. Kies je voor de oranjewinkel, dan kom je op een pagina waar je vlaggen, toeters, banners, oranje pruiken, oranje babyrompertjes, oranje brillen en oranje sumoworstelaarskostuums kunt kopen. Kies je voor ”ik hou niet van voetbal”, dan kom je op een pagina met e-readers, spannende boeken en dvd’s met vooral detectiveseries. Eén ding is duidelijk: in de zomer is ”ontspannen” het parool.
Waag het dus niet om trek te hebben in zware kost, theologie, filosofie of literatuur. Als je al lezen moet, lees dan een thriller – de nieuwste van John Grisham bijvoorbeeld, waarbij je bovendien kaarten kunt winnen voor het EK honkbal. Of neem een sportboek ter hand, om al die soorten sportwedstrijden op de juiste manier te kunnen duiden. Ontspannen is in onze maatschappij een dure plicht, daar kun je je niet genoeg in verdiepen. Het zegt iets dat de enorm dikke interviewbundel ”Voetballers” van Hugo Camps –bijna 900 bladzijden– al binnen een paar weken aan een tweede druk toe is.
Je kunt zo’n boek lezen zoals veel mensen doen: om bepaalde figuren uit de sportwereld beter te leren kennen. Maar je kunt het ook op een heel andere manier lezen, met allerlei fundamentele vragen in je achterhoofd. Wat maakt de mensen die in deze interviewbundel aan het woord komen, zo interessant voor veel Nederlanders? Waarom zijn zij de rolmodellen voor een groot deel van onze samenleving? Hoe praten ze over vrouwen, of over relaties, of over roem en bekendheid, of over geld, of over geloof en bijgeloof? En wat zegt dat allemaal over de cultuur waarin wij vandaag leven?
Geluiden die vaak terugkeren: Vertrouw mensen niet te makkelijk, je hebt maar een paar échte vrienden. Het leven wordt voor een groot deel beheerst door macht, concurrentie, roem en publieke opinie, de kunst is om daartussendoor je eigen weg te gaan. Je moet geloven in jezelf en wat je doet. Geld is niet belangrijk, het gaat erom dat je gelukkig bent. Dat geluk zit vooral in succes in de sport, genieten van het leven en goede relaties – vrouw, kinderen, gezin, familie.
Voor zover geloof een rol speelt, gaat het vooral om rituelen (Ruud Gullit liet zijn zoon dopen: „Voor mij hoefde het niet, maar Christina stond erop. Dat respecteer ik dan”). In de praktijk leidt dat tot een moraal van respect voor elkaar en elkaars geloof en bijgelovigheden. De een wil zich uit voorzorg aan de ramadan houden, de ander wil trouwen in de kerk, de derde slaat een kruisje voor het begin van de wedstrijd. Slechts een enkeling kent een gevoel van dankbaarheid ten opzichte van een persoonlijke God (Dirk Kuyt: „Ik bid niet om te scoren. Je bidt en je dankt voor de dingen die je mag meemaken”).
In alle toonaarden houden deze voetballers hun publiek een duidelijke boodschap voor: ontwikkel concentratie en doorzettingsvermogen, gá voor wat je wilt, het gaat erom dat je gelukkig bent en een doel bereikt. En dat is natuurlijk in een notendop het ideaal van veel mensen, een ideaal dat des te meer gewicht krijgt omdat het afkomstig is uit de mond van de winnaars – die bijna of helemaal de top bereikt hebben.
De vraag blijft wel: is dat doel de moeite waard? Voor een niet-sportliefhebber is het makkelijk om te zeggen: 22 mannen trappen urenlang met z’n allen tegen een balletje aan, en een paar keer komt dat balletje precies terecht op de plaats waar een speler hem hebben wilde. Dat leidt dan tot oorverdovend gejuich en welhaast religieuze emotie bij het publiek, tot roem en macht en geld. Is dat genoeg om voor te leven? Het doet onweerstaanbaar denken aan de toepassing die Paulus maakt bij het beschouwen van topsporters die zich alles ontzeggen voor die ene, vergankelijke lauwerkrans – terwijl er ook onvergankelijke kronen te verwerven zijn.
Die vraag blijft overeind zolang sport de trekken heeft van een levensdoel of een levensvervulling. Maar het wordt anders waar spelen een andere rol in het leven krijgt toebedeeld, een rol die een lange rij van westerse filosofen steeds weer benadrukt. Johan Huizinga acht bijvoorbeeld het spelend vermogen van de mens van groot belang voor beschaving. Spel staat los van werken, eten, overleven, winstbejag, macht en zorgt zodoende voor vrijheid en creativiteit. Maar wat gebeurt er als het spel omgeven wordt met maatschappelijke en culturele belangen, als je moet spelen om erbij te horen, om macht te verwerven of om je leven zin te geven? Dan wordt het stukken moeilijker om spel als vorm van beschaving te zien.
Over deze dingen schrijft filosofe Stine Jensen een interessant hoofdstuk in haar boek ”Dus ik ben weer”. Spelen is volgens haar steeds minder vrijblijvend geworden. We moeten sporten om gezond te blijven, niet te dik te worden, een sociale en sportieve mentaliteit te ontwikkelen, sterker in het leven te staan, erbij te horen. Onze identiteit hangt ervan af. Maar volgens Jensen zetten we daarbij iets wezenlijks op het spel: vrijheid en onbevangen plezier.
Zo bekeken is de foto die op deze pagina afgedrukt staat, veelzeggend. Jongens in Irak spelen op straat een partijtje voetbal aan de vooravond van de verkiezingen van 2005, terwijl overal in de stad een straatverbod geldt. Dan wordt spelen ineens een symbool van het feit dat menselijkheid en vrijheid zich zelfs onder moeilijke politieke omstandigheden niet laten onderdrukken. Daar wordt het echte spelen zichtbaar, dat in wedstrijden met duurbetaalde voetballers en veel opgeklopte media-aandacht en massahysterie verloren gaat.
”Voetballers. Alle interviews”, door Hugo Camps; uitg. Elsevier Boeken, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 6882 971 6; 859 blz.; € 17,95. ”Dus ik ben weer. Een nieuwe zoektocht naar identiteit”, door Stine Jensen; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2012; ISBN 978 90 234 7172 1; 192 blz.; € 16,90.