Commentaar: Kerk en status
Zodra mensen stijgen op de sociale ladder, stappen ze over naar een kerkelijke gemeente die representatief is voor hun status. Dat betoogde de Britse historicus Hugh McLeod deze week tijdens een conferentie over secularisatie in Estland.
Voor mensen die zich rekenen tot de gereformeerde gezindte mag deze stelling wat boud zijn, wie goed rondkijkt, zal concluderen dat de Britse onderzoeker bepaald geen wartaal uitslaat. Ook onder Nederlandse protestanten is deze tendens waarneembaar.
Dan moet men vooraf overigens wel bedenken dat status meer is dan het bezit van veel geld, een groot huis en een fraaie auto. Er zijn mensen van aanzien die dat alles niet hebben of in ieder geval niet direct zichtbaar daarover kunnen beschikken, terwijl ze wel status hebben en voeren. Zij hebben een grote intellectuele bagage, dat geeft hun aanzien bij anderen en dat geeft henzelf het gevoel boven de middelmaat uit te steken.
Juist voor deze uitblinkers blijkt nogal eens dat de kerkelijke jas die hun in hun ouderlijk huis is aangemeten hun te krap zit. De prediking is te eenvoudig, te weinig bestudeerd en zet niet aan tot kritisch nadenken. En binnen de gemeente zijn er ook nog eens nauwelijks mensen te vinden met wie op niveau een gesprek gevoerd kan worden. De deur naar de uitgang is dan snel gevonden.
Natuurlijk zeggen ze dit niet met zoveel woorden. Er worden allerlei argumenten aangevoerd die minder opzichtig zijn: de prediking deugt niet, de sfeer in de gemeente is te conservatief, er wordt te weinig voor de jeugd gedaan, zijn enkele voor de hand liggende beweegredenen. Maar wie eerlijk is zal de generale conclusie moeten trekken dat het vaak gaat om het feit dat ze het (te) eenvoudige klimaat in de gemeente zijn ontgroeid. Dat is ook de essentie van de stelling van Hugh McLeod.
Vanzelfsprekend kan niemand ontkennen dat er gemeenten zijn waar het nodige aan de prediking schort. En het is ook heel benauwend als men ervaart geen voedsel te krijgen. Evenzo kunnen er kerken zijn waar het conservatisme als een meetlat voor het ware geloof wordt gehanteerd en niet de vraag of men in of buiten Christus is. En op sommige plaatsen is de zorg voor de jeugd minimaal. Dat alles valt niet mee.
Maar wie van kerk verandert, zet een hele stap die vergelijkbaar is met het breken met je familie. Immers net zoals het in Gods voorzienigheid bepaald is dat men binnen een bepaalde familiekring is geboren, is het ook Gods leiding dat men binnen een bepaalde kerkelijke gemeenschap is geplaatst. Net zoals mensen verantwoordelijkheid dragen voor het reilen en zeilen binnen hun familie (met alle moeiten en pijnpunten), hebben zij zich in te spannen voor het welzijn in hun kerkelijke gemeente. Daar kun je je niet zomaar aan onttrekken.
In het algemeen wordt het niet gewaardeerd als welgestelden die carrière hebben gemaakt zich schamen voor hun ouders omdat die te eenvoudig zijn. Waarom zou het dan wel te verdedigen zijn als mensen van kerk veranderen omdat die niet meer past bij hun materiële of intellectuele status?