Opinie

Alles op tafel voor eerlijk pensioenoverzicht

Voor een eerlijk pensioenoverzicht voor jong en oud moeten alle elementen op tafel komen, vindt drs. Marcel van de Grift. Aan pensioenfondsen is de uitdaging om een faire balans te vinden tussen de voor- en de nadelen voor elke generatie.

15 June 2012 20:43Gewijzigd op 14 November 2020 21:37
Foto Fotolia
Foto Fotolia

Afgelopen zaterdag stond in het RD een boeiend interview met Theo Kocken, hoogleraar risicobeheer en directeur van risico­beheerder Cordano. In dit interview geeft hij (opnieuw) een zeer kritische analyse van de rekenmethode voor de pensioenfondsen voor de berekening van de pensioenverplichtingen.

Het is niet om het even welke discontovoet, de rente waarmee pensioenfondsen hun dekkingsgraad berekenen, wordt gekozen. Dat heeft veel gevolgen voor jong en oud. Voor het opmaken van een soort generatiebalans moet echter breder worden gekeken dan alleen de discontovoet.

Veel deelnemers in pensioenfondsen hebben het gevoel dat, wanneer zij de pensioendatum bereiken, de pensioenpotten leeg zijn. Wanneer bij dekkingsgraden onder de 100 procent aan gepensioneerden volledig uitgekeerd zou blijven worden, zijn jongeren deze uitkeringen aan het voor­financieren. Daarom is het korten op pensioenrechten voor gepensioneerden een pijnlijke maatregel, maar wel noodzakelijk om de balans tussen jong en oud in stand te houden.

Een hogere discontovoet pakt gunstiger uit voor ouderen, omdat er eerder geïndexeerd zou kunnen worden ten gunste van hen. Aan de andere kant zorgt een meer voorwaardelijke pensioenregeling ervoor dat ook eerder gekort kan gaan worden. Gepensioneerden merken dat direct in hun koopkracht.

Faire balans

Hoogleraar Eduard Ponds heeft aangetoond dat het nieuwe contract uit het pensioenakkoord niet leidt tot de bevoordeling of benadeling van specifieke generaties, maar dan moet wel naar alle elementen worden gekeken. Dus niet alleen inzoomen op de discontovoet. Kocken noemt in een ander verband ook zelf het uitsmeren van kortingen over een langere periode, afhankelijk van hoe vergrijsd een fonds is.

Voor een eerlijke deal tussen jong en oud moeten alle elementen op tafel komen. Dus naast de discontovoet, het uitsmeren van korten op de pensioenen en het wel of niet overstappen naar een meer voorwaardelijk contract. Aan pensioenfondsen is de uitdaging om een faire balans te vinden tussen voor- en nadelen voor jong en oud. Dat is een forse uitdaging, maar is ook nu al een wettelijke taak. Het pensioenfonds moet bij de uitoefening van zijn taak recht doen aan alle belanghebbenden bij het fonds, werkgevers, werk­nemers en gepensioneerden, maar ook aan de belangen van jong en oud.

In de plannen van minister Kamp mogen pensioenfondsen de kostendekkende premie berekenen op basis van een voortschrijdend gemiddelde van de rente over maximaal tien jaar. Waarom dan niet een vergelijkbare rente voor de berekening van de pensioenverplichtingen?

De gemiddelde nominale rente over de periode 2001 tot 2011, waarin alle crises zijn verdisconteerd (dotcomcrisis, financiële crisis, eurocrisis) komt uit op ongeveer 4,0 procent. Nu bieden in het verleden behaalde rentes geen garantie voor de toekomst, maar een waardering van de verplichtingen op basis van een nominale rente onder de 2 procent op dit moment lijkt ook niet reëel.

En stel in het extreme geval dat over een langere periode de nominale rente zo extreem laag blijft, dan geldt zowel voor de pensioenen die zijn ondergebracht bij de pensioenfondsen als die bij de verzekeraars dat de pensioenbeloftes uit het verleden niet kunnen worden nagekomen. Dan zal of genoegen moeten worden genomen met een veel lagere pensioenuitkering of zal langer moeten worden doorgewerkt.

Kocken heeft gelijk dat de gunstige beleggingsrendementen bij pensioenfondsen op dit moment met name worden veroorzaakt door de lage rente. De beleggingen in vastrentende waarden, effecten waarbij gedurende de looptijd een vast bedrag aan rente uitgekeerd wordt, renderen relatief goed bij de dalende rente.

Alleen is dat niet het volledige verhaal. Obligaties hebben meestal een looptijd van zo’n vijf tot zeven jaar, terwijl de looptijd van de pensioenverplichtingen zo’n vijftien jaar bedraagt. Daarmee komen de verplichtingen en het belegd vermogen niet goed overeen. Kortom, de plus is minder dik dan de min.

De auteur is senior pensioenadviseur bij Visser & Visser Pensioenadviseurs.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer