Dr. Plaisier: Kerk geen club van vrome vrienden
UTRECHT – Wie tegenwoordig een lans breekt voor kerk, heeft wat uit te leggen. Toch is de kerk de plaats waar mensen in Christus’ Naam bijeen zijn, aldus dr. A. J. Plasier. „Dat moeten we overeind houden. De kerk is de plaats waar God nee zegt tegen de zonde en ja tegen de zondaar. Maar ze mag geen club van vrome vrienden worden.”
Dr. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), nam donderdag in de kapel van het landelijk dienstencentrum van de PKN in Utrecht het boek ”Oefenplaatsen. Tegendraadse theologen over kerk en ethiek” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer) van dr. Herman Paul en dr. Bart Wallet in ontvangst. Daarin laten beide historici negen vooraanstaande Amerikaanse en Britse theologen aan het woord, met name over de betekenis van de kerk: Brian Brock, Oliver O’Donovan, Stanley Hauerwas, Richard B. Hays, Tim Keller, Miroslav Volf, Bernd Wannenwetsch, Samuel Wells en Tom Wright. ”Oefenplaatsen” is vooral bedoeld om ook in Nederland het gesprek over de sterke en zwakke punten van de zogenoemde ”ecclesial turn” (wending naar de kerk) op gang brengen.
Christenen kunnen niet zonder de kerk, aldus dr. Paul. „Juist de oude uitlegpraktijken van de kerk bieden tegenwicht aan onze interpretaties. Wie vanuit het Woord en de sacramenten over de werkelijkheid wil spreken, zal beducht zijn voor de taal van de markt, van de politiek, voor termen als natiestaat en ”civil religion”, voor therapeutische taal als: „Je mag er zijn zoals je bent.” Goede theologen gaan altijd terug naar de bronnen.”
Volgens de Leidse historicus is in deze tijd een wending naar de kerk noodzakelijk. „De kerk als oefenplaats kan tegenwicht bieden aan de secularisatie. Ze kan ons leren christen te zijn met hoofd, hart en handen.”
Ook dr. Plaisier benadrukte het belang van de kerk. De nieuwste visienota van de Protestantse Kerk typeert de kerk als „oefenplaats voor een leven als volgelingen van Jezus.” Toch mag de kerk geen „club van vrome vrienden” worden, vindt de scriba. „In de theologie van Hauerwas zit het gevaar dat het tevéél over de kerk gaat. Woord en sacrament mogen geen bijfiguren worden. De kerk mag geen doel in zichzelf worden.”
Twee stadspredikanten, die volgens uitgever Arjen van Trigt van Boekencentrum „in de frontlinie van kerk en samenleving staan”, gaven een reactie op het boek ”Oefenplaatsen”. Ds. B. J. van der Graaf, predikant van de protestantse Jeruzalemkerk in Amsterdam, noemde de „wending naar de kerk” een „verademing”. Toch is het volgens hem de vraag of er wel voldoende aandacht is voor mensen die ver van de Schrift en de sacramenten verwijderd zijn, de „schare”. „Kan het zijn dat de ”ecclesial turn”, met de daarbij behorende hoge eisen van navolging en karaktervorming, te ver afstaat van de schare die vervreemd is van de kerk?”
Ds. W.J.M. Vreugdenhil, gereformeerd vrijgemaakt predikant in Amstelveen en Amsterdam, ging in op de stelling dat er een geloofsgemeenschap nodig is om volgeling van Jezus te zijn. „Ik denk dat de oefenplaatsen waar Paul en Wallet over spreken, niet in Nederland bestaan. Acht van de negen theologen in dit boek zijn verbonden aan een universiteit. Ze zijn geboren docent. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die door Hauerwas tot een methodistenkerk is toegetreden of door O’Donovan tot de Anglicaanse Kerk. In plaats van ”Oefenplaatsen” had te titel misschien ”Oefenaars” moeten zijn. Inspirerend zijn ze, maar karaktervormend? Dat niet.”
Dr. Plaisier vindt „oefenplaatsen” wel een juiste term. „We zijn aan elkaar gegeven, we mogen elkaar in alle bescheidenheid helpen keuzes te maken die ertoe doen. Maar met dat hele idee van karaktervorming heb ik niet veel. We denken al snel dat onze karakters voldoende gevormd zijn, en dan krijg je een soort farizeeërs in de kerk.”
Volgens dr. Paul is de kerk echter meer karaktervormend dan mensen vaak denken. „Het gaat erom dat we in de kerk iets zeggen en doen waardoor mensen anders naar de wereld en het leven gaan kijken. Samuel Wells zegt terecht: „Gelukkig doen kerken een hoop waar ze zelf nauwelijks weet van hebben. Ik denk dat de kerk altijd aan karaktervorming heeft gedaan, maar zich daarvan veel te weinig bewust is geweest. In de kerk zijn we er vaak nogal goed in te zeggen hoe slecht we het allemaal doen. Maar dit is iets waarvoor we echt dankbaar mogen zijn.”