Heisa rond kunstheup
Een nieuwe metalen kunstheup die in het begin van de jaren negentig een revolutie inluidde op het gebied van heupprothesen, blijkt voor veel patiënten een horrorheup te zijn. Metaalslijpsel als gevolg van slijtage kan leiden tot een ontstekingsreactie en kleine pseudotumoren rond het heupgewricht.
Orthopedisch chirurgen stonden tot halverwege de jaren negentig niet te trappelen om bij patiënten onder de 65 jaar een versleten heup te vervangen door een prothese. De kans was groot dat deze later weer vernieuwd moest worden. Totdat er een nieuwe metalen heupprothese werd geïntroduceerd. Die zou langer meegaan en veel minder beperkingen geven. Jonge patiënten konden met deze nieuwe kunstheup weer sporten.
Intussen stapelen de problemen rond de metalen heup zich op. Vorig jaar april luidde het tv-programma KRO Reporter de noodklok. Uit vervolgonderzoek samen met het artsenvakblad Medisch Contact blijkt dat de problemen met de omstreden kunstheup nog veel omvangrijker zijn. Eind mei trok zowel Medisch Contact als KRO Reporter daarom opnieuw aan de bel.
„De klassieke heupprothese is een metalen kop die in een kom van plastic (polyethyleen) draait”, zegt prof. dr. Jan Verhaar, orthopedisch chirurg in het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam. Verhaar is voorzitter van de Nederlandse Orthopedische Vereniging (NOV) en gebruikt deze prothese al vele jaren. De klassieke kunstheup is volgens hem wereldwijd al jaren een succes en fungeert als de gouden standaard onder de kunstheupen. „Alle latere concepten van heupprothesen zijn op dit principe geënt”, zei hij in een artikel in deze krant (16 mei 2006).
In 1969 is er echter al op ratten geëxperimenteerd met een heupprothese waarvan weliswaar de kop van metaal is, maar ook de kom van polyethyleen vervangen is door een metalen kom, de zogenoemde metaal-op-metaalprothese (MoM).
Ondanks dat er bij de ratten ook slijpdeeltjes ontstaan die voor pseudotumoren zorgen, borduurt de Britse orthopedisch chirurg Derek McMinn verder op het ontwerp en introduceert hij de Birmingham Hip Resurfacing, kortweg de BHR-prothese genoemd. Bij deze prothese wordt op de bestaande afgesleten dijbeenkop een metalen kap geplaatst, vergelijkbaar met een fietsbel. Ook hier is er sprake van een metalen kop die past in een metalen kom, een metaal-op-metaalprothese dus.
Vooral Amerikaanse fabrikanten zien wel toepassingsmogelijkheden voor de BHR-prothese. Zij kopiëren het ontwerp van de BHR en verbeteren het. Onder hen is DePuy, een onderdeel van de firma Johnson & Johnson.
Dezelfde fabrikanten van de MoM-prothese waarschuwen volgens emeritus hoogleraar René Marti –dertig jaar lang in binnen- en buitenland een toonaangevend orthopedisch chirurg in het AMC in Amsterdam– overigens al sinds 1975 voor het risico van het ontstaan van metaalslijpsel bij deze prothese en de gevolgen daarvan. „Daarom ben ik gewoon de klassieke heupprothese blijven gebruiken”, zegt hij.
Volgens Tom Joyce, als biomedisch ingenieur verbonden aan Newcastle University en internationaal expert op het gebied van MoM-kunstheupen, is zowel in Australië als in Engeland van 2007 tot en met 2009 vele malen gewaarschuwd voor problemen met de MoM-kunstheup. Toch pleit in 2007 de Amerikaanse orthopeed Harlan Amstutz in publicaties voor gebruik van de MoM-kunstheup van DePuy. Tom Joyce: „Terwijl vergelijkend wetenschappelijk onderzoek met de MoM-kunstheup en de klassieke heupprothese ontbreekt en patiënten met deze nieuwe heup slechts korte tijd zijn gevolgd. Amstutz maakt geen melding van metalen slijpseldeeltjes, hoewel dat euvel wel bekend was.”
Ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is in 2007 op de hoogte over de risico’s van de MoM-prothese, maar komt niet in actie. In een reactie zegt de IGZ nu dat haar prioriteit ligt bij ingrijpen als er sprake is van onjuist medisch handelen.
Prof. Verhaar is in 2006 met zijn orthopedische vereniging terughoudend om de fietsbelprothese op grote schaal te gaan gebruiken, temeer omdat het College van Zorgverzekeraars (CVZ) daarover een negatief advies uitbrengt. Een jaar later gaat het CVZ echter overstag en vergoedt alsnog de MoM-prothese voor mensen jonger dan 65 jaar. In dat jaar vergelijkt prof. Verhaar met collega’s in enkele andere ziekenhuizen de MoM-prothese met de klassieke kunstheup.
In vier jaar tijd krijgen 63 patiënten in het Erasmus MC de nieuwe heup. „Ongeveer 10 procent kreeg problemen en moest opnieuw geopereerd worden. Dat is veel meer dan bij de gewone heupprothese. Ik ben er dan ook mee gestopt”, zegt Verhaar.
Vanaf 1999 wordt in 56 Nederlandse ziekenhuizen bij 8411 patiënten de nieuwe MoM-heupprothese geplaatst. Koplopers zijn het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch (850), de Isala klinieken in Zwolle (654), het Vlietland Ziekenhuis in Schiedam (520) en het Meander Medisch Centrum in Amersfoort (451). Achttien ziekenhuizen implanteren de prothese bewust niet.
De meeste ziekenhuizen stoppen in 2011 met de fietsbelprothese. Onlangs heeft de NOV alle orthopeden afgeraden nog langer deze prothese te gebruiken.
Van der Goen Advocaten zegt een claim te gaan indienen tegen artsen en ziekenhuizen. De Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF) heeft patiënten ertoe opgeroepen een klacht in te dienen tegen het ziekenhuis waar de horrorheup is geplaatst.
Consultancycontracten voor orthopeden
Volgens Tom Joyce kregen duizend Amerikaanse orthopedisch chirurgen jarenlang van vijf producenten elk 150.000 euro voor zogenoemde consultancycontracten. Daarvoor moesten ze wereldwijd op congressen de MoM-heupprothese aanprijzen. De Amerikaanse justitie stak daar later een stokje voor. DePuy betaalde een miljoenenboete en het hoofd marketing werd in 2010 ontslagen.
Henk Been, tot 2009 een vooraanstaand orthopedisch wervelkolomchirurg in het AMC, zei in 2011 in het programma KRO Reporter dat in Nederland ongeveer tien tot twintig topchirurgen een dergelijk consultancycontract zouden hebben. Zelf had hij jarenlang ook zo’n contract met DePuy. Been vond dat gratis reizen over de hele wereld en een verhaaltje doen wel leuk. In 2009 ging hij met vervroegd pensioen.
Intussen heeft de orthopedische vereniging een rondvraag gehouden onder alle 700 leden. Prof. Verhaar: „Ongeveer veertig van hen hebben een dergelijk contract, waarbij je moet denken aan een overeenkomst om her en der tegen een gebruikelijk uurtarief een cursus te geven over de orthopedische operatietechniek met gebruikmaking van het materiaal van de desbetreffende producent. Je moet daarvoor eenvoudigweg een overeenkomst tekenen.” Dat dit betekent dat er sprake zou zijn van banden met de medische industrie wijst prof. Verhaar van de hand.