Christelijk onderwijs moet focus verleggen
„Ik heb iets met de SGP en de SGP heeft iets met mij.” Marja van Bijsterveldt, minister van Onderwijs, deed deze opmerkelijke uitspraak op een minisymposium ter gelegenheid van het afscheid van een prominent onderwijsbestuurder van een reformatorische school. Je zou bijna denken dat de stille gedoger van het inmiddels demissionaire kabinet geruisloos een vrouwelijke minister naar voren geschoven heeft.
Op hetzelfde symposium sprak de desbetreffende onderwijsbestuurder, tevens prominent SGP-lid, in zijn dankwoord van „mijn minister”, doelend op zijn echtgenote. Eerlijk gezegd zou ik er niets op tegen hebben als alle SGP’ers, mannen en vrouwen, ministers zouden zijn, dienaren van het openbaar belang. Op voorwaarde dat het voetenwassen een belangrijk onderdeel van hun portefeuille zou uitmaken.
Terug naar Van Bijsterveldt. Moet je blij zijn met deze uitspraak van een minister die homo-emancipatie als onderdeel van haar portefeuille met verve uitgedragen heeft? Waarom schurkt deze veel verguisde minister –ze zou geen visie hebben en een afbraakbeleid voeren– zo pregnant aan tegen de partij van de mannenbroeders? Misschien heeft de minister iets met de SGP omdat de partij een waarde(n)volle visie heeft op vorming, in het onderwijs. Een visie waarvoor binnen het politieke krachtenveld waarin de minister zich bevindt helaas nooit voldoende draagvlak te vinden zal zijn.
Vrijheid van onderwijs
Waarom heeft de SGP iets met de minister? Vanwege haar duidelijke standpunt met betrekking tot de vrijheid van onderwijs. Wat je ook van Van Bijsterveldt kunt zeggen, ze heeft zich altijd sterk gemaakt voor eigen ruimte voor het christelijk en reformatorisch onderwijs. Artikel 23 van de Grondwet is bij haar in goede handen.
Het is niet te verwachten dat Van Bijsterveldt terugkeert in een nieuw kabinet. Daarmee verliest het bijzonder onderwijs een warm pleitbezorger. Het is evenmin waarschijnlijk dat de SGP opnieuw een sleutelpositie zal innemen in de Tweede Kamer en negatieve ontwikkelingen kan tegenhouden. Menselijk gesproken zal het aandeel van de confessionele partijen in de Tweede Kamer nog meer slinken en zal de affiniteit met christelijke waarden en normen verder afnemen. Ongetwijfeld zal er gemorreld worden aan artikel 23. Je hoeft geen profeet te zijn om te voorspellen dat de vrijheid van onderwijs de komende jaren ingeperkt zal worden. De rijksbekostiging zou wel eens spoedig aan voorwaarden gebonden kunnen worden.
De vraag is of het reformatorisch onderwijs op die ontwikkeling is voorbereid. Hoe moet het verder als reformatorische scholen ook andersdenkenden moeten toelaten? Is er op onze scholen nagedacht over wat opgeefbaar is en wat tegen elke prijs gehandhaafd moet blijven? Weten we nog waar het daadwerkelijk om gaat in ons onderwijs, of draaien we inmiddels op routine en op de zelfgenoegzaamheid van een eigen netwerk?
Enkele weken geleden bezocht ik een conferentie van een ”Christian-Ethos School” in Noord-Engeland. Deze school, gesitueerd in een voormalig mijnbouwgebied met grote problemen op economisch en sociaal gebied, heeft zich in korte tijd ontwikkeld tot een van de betere scholen van Engeland. Niet dat de school gefixeerd is op examenresultaten of opbrengstgericht werken. Integendeel. Niet de onderwijsopbrengsten staan centraal, maar karakterontwikkeling. Leerlingen moeten niet op het examen, maar op het leven voorbereid worden. Daarom wordt het onderwijs ingevuld vanuit kernwaarden zoals nederigheid, mededogen, verantwoordelijkheid. Kernwaarden die van algemeen belang zijn. Daarom worden er ook niet-christelijke leerlingen toegelaten en werken er ook niet-christelijke docenten. De kernwaarden worden wel ingevuld vanuit het voorbeeld van de Heere Jezus. En van iedereen wordt verwacht dat ze die actief uitdragen.
Geen kramp
Hoe kan dat in het agressief-atheïstische Engeland? De school krijgt waardering omdat hij een bijdrage levert aan de samenleving. Omdat het accent op waarden niet ten koste gaat van onderwijsresultaten, maar deze juist bevordert.
Een dergelijke school kent geen kramp rond toelatings- en benoemingsbeleid. De waarden vormen de kern van het onderwijs, ze geven de school bestaansrecht. Ze zijn van belang voor iedereen in de samenleving. Je hoeft er niet per se een christelijke invulling aan te geven. Wel is het de overtuiging van de schoolleiding: ze zijn niet los van het christelijk geloof verkrijgbaar, ze komen pas echt tot hun recht in de navolging van Christus.
In het afsluitende forum werd gevraagd hoeveel leerlingen er daadwerkelijk tot geloof komen. Het antwoord was treffend: wij hoeven het Evangelie er niet in te pompen, we kunnen het hun alleen voorhouden.
We zouden in Nederland ook meer vanuit deze houding moeten werken. Minder gerichtheid op eigen kring en op overdracht van eigen traditie. Meer focus op het uitdragen van de Bijbelse boodschap en de consequenties daarvan voor het dagelijks leven tegenover allen die het horen willen. Ligt daarin soms, op hoop van zegen, de toekomst van het christelijk onderwijs?
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl