Symposium DC: „Christelijke duiding geschiedenis nodig”
GOUDA - Een christelijk historicus moet wel een christelijke duiding van de geschiedenis geven, maar moet voorzichtig zijn met het specifiek aanwijzen van Gods hand daarin. Dat vindt historicus dr. Ewald Mackay.
Hij sprak zaterdag tijdens het goedbezochte symposium van de reformatorische studentenvereniging DC in Gouda. Thema van de bijeenkomst was: ”Echo der eeuwen. Gods hand in de tijd”.
Dr. Mackay, docent cultuurgeschiedenis aan hogeschool Driestar Educatief, hield een lezing over Gods hand in de geschiedenis. Hij begon met de stelling dat objectiviteit niet bestaat in de wetenschap. Daarom mag een geschiedeniswetenschapper uitgaan van het handelen van God in de geschiedenis. Hij noemde het standpunt van bestsellerauteur Dick Swaab (”Wij zijn ons brein”) dat mensen volledig gedetermineerd zijn door hun hersencellen, „absurd”.
Dr. Mackay betreurt het dat veel christelijke wetenschappers zich in hun wetenschappelijk bezig zijn aan de kant van de „methodologische atheïsten” scharen, dat wil zeggen zij die in hun wetenschappelijke arbeid de methode van het atheïsme volgen. Het betreft ook historici zei hij. „Ik heb gemerkt dat een aantal ambitieuze christenhistorici dit ook doen, omdat het anders hun carrière aan de universiteit in de weg zou kunnen staan. Ik vind dit bizar. God dienen houdt ook in Hem dienen met je verstand. Dan kan je niet in de kerk op zondag zeggen dat God ons bevrijdde van de tirannie van het nazisme en op maandag alleen menselijke factoren gaan onderzoeken.”
De docent bestreed het argument dat het een vorm van hoogmoed is om dingen te zeggen over Gods hand in de geschiedenis. „Het klinkt vroom maar dat is het niet. Je sluit daarmee God uit buiten de wetenschappelijke manier van kijken naar de wereld, terwijl de wereld Zijn schepping is.”
De historicus is wel voorzichtig met het duiden van Gods hand in de geschiedenis. „Het gaat mij meer om een christelijke duiding van de geschiedenis dan om een specifiek aanwijzen van Gods hand, ook al mag je dat in bepaalde momenten zeker doen. Zolang jij je maar realiseert dat jij een mens bent, beperkt, levend in een bepaalde tijd, met een bepaalde context, horizon en kleur.”
Als hij zelf een boek over Hitler zou schrijven zou hij inbrengen dat in tal van kleine sporen in de bronnen blijkt dat Hitler een gestalte der duisternis was en ook letterlijk het kwaad aanriep.
Bij het schrijven over de ”eigen groep” vraagt dr. Mackay voorzichtigheid om niet te vervallen in hagiografie, het schrijven van heiligenlevens. Hij noemde dat: „kritisch zijn in liefde” en gaf als voorbeelden Maarten Luther en ds. G. H. Kersten. Wat het standpunt van Luther over de Joden betreft zei hij: „Aber Bruder Martin, hier hasst Du geïrrt.”
Hij vertelde dat een criticus van ds. Kersten eens kritiek kreeg van een oude dame die zei: „Hoe kun je nu over iemand die zo dicht bij God leefde als dominee Kersten, zoiets zeggen?” Dr. Mackay: „Niemand is volmaakt en ook iemand die gelooft kan zich vergissen. Dan moet je, als het beeld klopt, kunnen zeggen: „Broeder Kersten, maar hier hebt ge een fout gemaakt.” We moeten op een volwassen manier met ons verleden omgaan. Dat is door niet aan persoonsverheerlijking te gaan doen of kritiekloos te worden en evenmin door bepaalde mensen te verguizen.”
De historicus vraagt om eerlijkheid in de geschiedschrijving en vindt dat we ons zwart-witschema van de rooms-katholieke kerk moeten herijken. „In veel protestantse schoolboeken staan de martelaren van Gorcum –twintig monniken die door de geuzen in een schervengericht zijn opgehangen– niet. Dat is geschiedvervalsing als tegelijk wel de misstanden van Rome breed worden uitgemeten.”
De hervormde emerituspredikant dr. A. A. A. Prosman (Nijkerk) sprak over de tijdgeest. Hij trok lijnen vanaf de Verlichting naar het heden. De Verlichting onderscheidde hij in een gematigde en een radicale. Eerst won de gematigde richting, waarbij het verstand de toon aangaf en er nog een plaats overbleef voor God. Uiteindelijk heeft de radicale Verlichting gezegevierd, waarbij God in het denken helemaal geen plaats krijgt, maar er alleen het hier en nu is. „Het wereldbeeld is klein geworden. God is buiten gesloten.” De Nietzsche-kenner (daarop gepromoveerd) noemde deze ideologie een geseculariseerde vorm van religie.
Dr. Prosman is voorzichtig met het aanwijzen van Gods hand in de geschiedenis. „We kennen maar ten dele en staren vaak in een dichte mist. Licht en duisternis, goed en kwaad, zijn dikwijls een onontwarbare kluwen.”
Als duidelijk voorbeeld van de hand van God noemde hij het Joodse volk. „Ondanks de verwoesting van de tempel hebben de Joden vastgehouden aan het geloof der vaderen. Dat is een nog groter wonder dan de stichting van de staat Israël. Daarom is de orthodoxe Jood, ondanks alle verschillen die er zijn, ons tot een voorbeeld.”