Buitenland

Drone steeds belangrijker in strijd tegen terreur

WASHINGTON – De Amerikaanse militairen zijn weg uit Irak. En binnen afzienbare tijd ook uit Afghanistan. Maar de oorlog tegen terreur gaat onverminderd door. Vooral met de inzet van onbemande vliegtuigjes.

Mr. Richard Donk
8 June 2012 23:57Gewijzigd op 14 November 2020 21:30
Drone. Foto EPA
Drone. Foto EPA

Vrijwel dagelijks verschijnen er in de media berichten over aanvallen met Amerikaanse onbemande vliegtuigjes, zogenaamde drones. Begin deze week nog schakelde een op afstand bestuurd toestel in Pakistan de tweede man van al-Qaida, Abu Yahya al-Libi, uit. Ook in buurland Afghanistan en in Somalië en Jemen zetten de VS op grote schaal drones in.

Nu de fysieke militaire aanwezigheid van Amerika in het Midden-Oosten steeds verder afneemt, zullen de drones vermoedelijk een steeds belangrijkere rol gaan spelen.

De Verenigde Staten opereren vooral met drones van het type MQ-1 Predator en MQ-9 Reaper. De Reaper kan ongeveer 1700 kilo aan bommen, raketten en munitie vervoeren.

De vliegtuigjes kunnen urenlang achtereen in de lucht blijven. Ze worden niet alleen ingezet om doelen aan te vallen, maar ook om inlichtingen te verzamelen en verkenningen uit te voeren. Daarvoor beschikken de toestellen over haarscherpe camera’s, die de bestuurder zelfs vanaf grote hoogte het kenteken van een auto kunnen doorgeven.

De opleiding om een onbemand vliegtuigje te leren besturen duurt acht tot tien maanden en heeft voornamelijk plaats op Holloman Air Force Base in de Amerikaanse staat New Mexico. De 540 cursisten die daar jaarlijks de opleiding volgen bestaan voornamelijk uit ervaren vliegers.

Militair gezien biedt de inzet van onbemande vliegtuigen ongekende voordelen. De toestellen kunnen desnoods vanuit de Verenigde Staten zelf worden bestuurd, terwijl ze aan de andere kant van de wereld uiterst effectieve operaties uitvoeren. Er kunnen dus aan eigen zijde geen slachtoffers vallen, waardoor de publieke opinie minder snel in het geweer zal komen tegen militaire acties.

Op juridisch gebied valt er echter nog wel het een en ander tegen de inzet van drones in te brengen. De meeste operaties met onbemande vliegtuigjes worden onder verantwoordelijkheid van de inlichtingendienst CIA uitgevoerd. CIA-medewerkers worden volgens het internationaal humanitair recht niet als soldaten erkend, waardoor bijvoorbeeld het oorlogsrecht van de Geneefse Conventies niet op hun acties van toepassing zijn. Hetzelfde geldt overigens voor de terroristen die met drones worden aangevallen. Ook zij worden juridisch gezien niet als militairen gezien.

Heel in het algemeen geldt natuurlijk wel het recht op zelfverdediging voor staten. Maar het zal de Amerikanen niet meevallen om aan te tonen dat door drones gedode terroristen op dat moment een directe bedreiging voor de VS vormden.

Los daarvan roept het doden-op-afstand ethische vragen op. De voormalige VN-rapporteur voor de mensenrechten Philip Alston wees er onlangs op dat de Verenigde Staten verreweg het meest gebruikmaken van deze vorm van liquidatie. Alston waarschuwde voor een „Playstationmentaliteit.”

Een sleutelrol in alle drone­operaties vervult president Obama. Hij krijgt inzicht in de lijst van doelwitten en geeft persoonlijk toestemming voor elke aanval. Door zijn goedkeuring zijn inmiddels 1819 militanten om het leven gekomen.

Die persoonlijke bemoeienis heeft Obama inmiddels de nodige kritiek opgeleverd. De winnaar van de Nobelprijs voor de vrede zei in 2009 nog bij de uitreiking in Oslo: „Ik ben een levende getuige van de morele kracht van geweldloosheid.”

Het imago van een vredelievende president heeft Obama inmiddels allang verloren, menen critici. Dagblad The Washington Post zette hem vorige week neer als „Zeus de Wreker, die toeslaat met bliksemschichten.”

Politiek gezien kan Obama nog wel eens voordeel bij deze situatie hebben. Juist in verkiezingstijd ziet het Amerikaanse volk graag een president die niet bang is om hard terug te slaan tegen vijanden van de VS.

Anderzijds zijn ook bij de Amerikanen de meningen verdeeld over de inzet van drones. In 2011, tien jaar na de inval in Afghanistan, protesteerde nog een grote menigte in Washington en dreigde het National Air and Space Museum te bezetten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer