Stapelen voor later: uitzet sparen
Onder in de kast, achter een stapel schoolboeken en wat rollen kaftpapier, bewaren schoolmeisjes hun schatten. Een theemuts met bloemetjes, een stapel witte baddoeken en een paar Pipmokken die ze voor hun verjaardag kregen. Sparen voor een uitzet vinden ze natuurlijk „bizar tuttig.” Maar zonder het zo te noemen doen ze het toch.
Of veel jonge mensen een uitzet verzamelen en of dit alleen meisjes zijn, dat weet niemand. Bij een vragenrondje onder vrienden –„Heb jij je uitzet gespaard en is dat nog wel van deze tijd?”– variëren de reacties. Rianne (34): „ Bij mij staan nog veel dingen ongebruikt in de kast.” Maar Margreet (26) vindt het sparen van een uitzet wel van deze tijd: „Tuurlijk doen mensen dat nog. Weet je hoe leuk om je servies te pakken waarbij je de lieve, gulle gever nog weet.” Hans (31) heeft er weinig mee op: „Mijn vriendin Maaike deed het wel, jarenlang en zeer uitvoerig… Ik kocht mijn spullen last minute.”
Dat een uitzet regelen een traditie is die minder leeft dan in 1900 staat vast. Uit inventarisaties van uitzetten uit die tijd blijkt dat de dames duizelingwekkende hoeveelheden linnengoed spaarden. Sanny de Zoete, kunsthistorica, maakte er studie van. De antieke linnenkasten in haar winkel in Delft liggen vol met hoge stapels huishouddoeken en slopen met strikjes eromheen.
Wat bezielde mensen om jaren van tevoren te beginnen met het vullen van zo’n kast? „Voor het trouwen moest de linnenuitzet klaar zijn. De korte periode van het huwelijk tot het eerste kraambed had je nodig om je babyuitzet klaar te maken.” Klaarmaken betekende uren borduurwerk, want de lakens moesten wel minstens een schulprand en een monogram hebben. Het was dus zaak om op tijd te beginnen. Welgestelde vrouwen hadden er, naast het sparen van uitzet voor het eigen gezin, ook de zorg voor doeken en lakens voor het personeel bij. Die waren dan wel van grover linnen want verschil moest er zijn.
De uitzet was een uitgebreid project, omdat de meisjes rekening moesten houden met een groot gezin en logés die lang bleven slapen. Neem nu Emilie Brantjes, een jongedame uit Purmerend die in 1912 in een notitieboekje haar „gansche” uitzet van 643 stuks linnengoed noteerde. Toen ze in 1913 met Eugene van Meerbeke, jurist bij de Nederlandse Spoorwegen, trouwde, had ze op alle 24 kussenslopen voor eigen gebruik hun monogram geborduurd.
Nu was Emilie een dame van stand, maar ook in een minder bemiddelde familie waren heel wat doeken, lakens en slopen in omloop. Alleen al in de keuken hingen een glazendoek, een zilverdoek, een messendoek, een bordendoek en een pannendoek aan het rekje. Alles was van linnen, een inheems product dat wel duur, maar ook duurzaam was.
Vanaf de jaren 30 en in de oorlog werd de uitzet door de economische tegenslag al wat minder uitgebreid. In de Hongerwinter zetten vrouwen de inhoud van de linnenkast veelvuldig in voor een zak aardappelen of winterpenen.
Rina Baljeu, een meisje uit een eenvoudige familie, spaarde in 1947 6 tafellakens, 36 servetten, 6 lakens, 12 kussenslopen en 18 handdoeken met washandjes. Ze deed met de laatste mode mee. Haar handdoeken en washanden waren van badstof, een nieuw product. De spulletjes moesten van ver komen, want in Nederland was het nog niet mogelijk om een linnenuitzet aan te schaffen. Haar verloofde, matroos bij de marine, trok Kaapstad in en nam in zijn plunjezak haar verlangens mee.
In de jaren 60 en 70 kwam pas echt de klad in uitzet sparen. De Zoete: „Op een formica tafeltje gebruik je geen tafellaken, maar placemats. Buitenshuis werkende vrouwen gaan steeds meer voor snel en gemakkelijk. Servetten en zilverdoeken passen niet in dat beeld.” Verder zag Walra, een gerenommeerde linnenfabrikant, vanaf de culturele omwenteling zijn omzet kelderen.
Waarom zouden jonge mensen in 2012 nog aan een uitzet doen nu deze traditie uit de gratie is? In het kader van spreiding van de kosten is het misschien niet zo’n gek idee. Maar er zijn meer redenen volgens De Zoete: „We hebben nu nóg complete uitzetten uit 1900. De linnen doeken uit die tijd kun je niet vergelijken met de katoenen handdoeken uit China die je nu bij de HEMA koopt. Koop je degelijk spul, dan gaat dat zo twintig jaar mee. Voor duurzame producten moet je wel sparen, maar je wordt er ook gelukkiger van.” En dan komt er nog het magische idee bij dat je al een studentenkamer of woning inricht zonder er een te hebben. Een voorspel op toekomstmuziek!
Deel van de linnenuitzet van Emilie Brantjes, 1912
12 fijne linnen bovenlakens met breeden zoom, à ƒ 7,50 (festonneren ƒ 15,00)
12 linnen onderlakens iets groffer, à ƒ 6,50
24 fijne linnen kussensloopen, à ƒ 1,60
12 dienstbodenlakens à ƒ 2,00
12 dienstbodenslopen à ƒ 0,80
Merkwaardig woord
„Met dit merkwaardige woord duidt men aan al datgene wat een meisje aan kleding, linnengoed enzovoorts ten huwelijk meebrengt. Om de betekenis van het woord te kunnen nagaan, moet men ver in de geschiedenis terugkeren. Oorspronkelijk kocht de aanstaande echtgenoot van de vader de heerschappij of voogdij over zijn dochter. Maar zij behield haar recht op een deel van de vaderlijke bezittingen bij zijn dood, tenzij de vader haar bij het huwelijk allerlei meegaf en haar daardoor uit haar rechten op de nalatenschap zette. Wat hij haar meegaf heette dientengevolge: de uitzet. Soms was die zeer omvangrijk: honderden lakens, slopen, hemden, servetten, schorten, enz.; een lijkwade en een stel eiken planken voor de doodkist hoorden er ook bij. Maar het kwam ook voor dat het enige wat het meisje meekreeg was: haar eertje en haar kleertje.”
Uit: ”Van aalmoes tot zwijntjesjager”, P. H. Schröder, uitg. Thomas Rap, 1980.