Als een kind
Wie rondloopt door de grauwe achterstandswijken van onze grote steden doet er goed aan omhoog te kijken. Met beide ogen dwalend langs de ramen van de flats rondom. Bedenk dat achter de vele schots en scheef hangende gordijnen, gezinnen wonen. Veelal gebroken families met kinderen die de zwarte kant van het leven kennen. Kinderen die niet de keuze hadden om in Barneveld, Woudenberg of Wassenaar geboren te worden. Op een dag deden ze als baby de oogjes open, op de plaats waar de Heere hen stelde. Zij, niet anders dan wij.
In het midden van zo’n wijk in de Limburgse stad Kerkrade vindt maandelijks een kinderbijbelclub plaats. Het blijkt een trekpleister voor kinderen uit de achterbuurt. Hoe deze kinderen opgroeien werd pas weer op een schrijnende manier duidelijk. Enkele medewerkers brachten twee kinderen thuis, na een gezellige ochtend. Terwijl ze afscheid namen wierpen ze een blik in de gang van het ouderlijk huis. De muren waren kaal en de vloer van ruw beton. Ergens halverwege de kale ruimte keek een hond hen trouwhartig aan. Hij tilde zijn achterpoot omhoog en pieste tegen de muur. Een donkere vlek vormde zich op het beton, net onder de kapstok. „Tot de volgende keer!” klonk het uit twee monden, waarop de deur dichtviel.
Zo leven mensen, zo leven kinderen. Overigens niet alleen in Kerkrade, maar ook in andere grote steden in Nederland. Je ontmoet hen pas wanneer je bereid bent je eigen beschermde wereld uit te stappen, om in de onthutsende werkelijkheid van de wereld wakker te worden. Die wereld is slechts één stap van ons verwijderd, voor velen een stap te ver. Daar in het putje van Nederland hebben mensen niets meer te verliezen. Hun kinderen evenmin. Er valt eenvoudig niets meer te verliezen, want er is niets meer. Wat overblijft is leven bij de dag. Pluk de dag, in alle opzichten.
In diezelfde stad opent Kim (8) iedere avond haar Bijbel, in bed. Als haar moeder komt kijken of ze slaapt, stopt ze hem snel onder haar kussen. Een wonder, de Heere gaat door met Zijn werk. In gedachten hoor ik duizenden kinderstemmen, in de echo van de eeuwigheid. Zij wankelen ter doding, in onwetendheid. Deze velden zijn wit om te oogsten. Misschien zijn de broodnodige arbeiders nog te druk met levensbelangrijke zaken als een opleiding, nieuw huis of volgende carrièrestap. „Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn.” Hoor, Hij roept.