„Predikant moet te corrigeren zijn”
„Een predikant moet goed en objectief weten hoe de gemeente over hem denkt”, vindt prof. dr. C. Graafland. „De meesten weten dat niet en daarom kunnen zij zichzelf niet corrigeren.”
Hij vertelde vrijdag tijdens de laatste dag van de studie- en oriëntatieweek van de Gereformeerde Bond voor studenten theologie dat veel predikanten „tot over hun oren in de conflicten zitten.” „Zodanig zelfs, dat het een epidemie lijkt. En niet zelden ligt de oorzaak daarin, dat zo’n predikant nog steeds in de ambtswaan leeft dat hij het alleen weet en dat hij het ook alleen kan.”
De gemeente heeft geen behoefte aan predikanten, maar aan góéde predikanten, zo benadrukte de Utrechtse emeritus hoogleraar theologie vanwege de Gereformeerde Bond. Wat jongere predikanten betreft, voor hen is het van belang te weten hoe hun karakter in elkaar steekt. „Ook onder hen zijn er die eigenzinnig hun weg gaan en een beetje autistisch zijn. Zij kunnen niet luisteren en zich niet voegen in een samenwerkingsverband. Zij lopen natuurlijk binnen de kortste keren vast. Want de gemeente mag leraarlievend zijn, ze is ook een mondige gemeente met een mondige kerkenraad.”
„Jullie”, zo sprak Graafland de studenten aan, „moeten een profiel van jezelf krijgen. Dat moet je dus anderen laten doen, mensen die daar verstand van hebben en onpartijdig zijn. Gelukkig wordt in de kerk hier steeds meer aandacht aan gegeven, maar toch nog te weinig.”
Prof. Graafland sprak over ”De stijl van het predikantschap”. Hij belichtte het predikantschap vanuit 1 Timothéüs 3, waar het opzienersambt door Paulus als een „voortreffelijk werk” wordt gezien. „Het is een eervol werk. Vroeger was het ambt iets onaantastbaars. Toen student Izaäk Kievit in de vakantie thuiskwam, werd de rode loper uitgelegd. Hun zoon werd immers opgeleid tot predikant! Nu wordt de dominee steeds meer als werknemer gezien, wordt er steeds meer van hem gevraagd, en daardoor raken velen overwerkt of branden op.”
Het ambt op zichzelf stelt volgens prof. Graafland niets voor, het wérk maakt het alleen voortreffelijk. „En dat werk komt er op neer dat het Góds werk is. Gods werk wordt óns werk. Dat mogen wij doen. Is dat niet heel bijzonder? Dat geldt van geen enkel ander werk. En dat werk van God is niet minder dan mensen behouden tot het eeuwige leven. Iets belangrijkers bestaat er toch niet?”
Het voortreffelijke werk is echter ook een verantwoordelijk werk, „een uitputtend zwaar werk, waar je dan ook bijna niet te zwaar aan kunt tillen.” „Dat het een zwaar werk is, lijkt tegenwoordig steeds duidelijker het geval te zijn. Was vroeger het ambt als zodanig eervol, nu is het werk van een predikant zo functionalistisch, dat er vrijwel geen enkel besef is van dat voortreffelijke van dit werk, het staan in de dienst van God. Een dominee wordt steeds meer afgerekend op hoe hij functioneert in zijn preken, zijn pastoraat en zijn persoonlijk communiceren.” Prof. Graafland ziet daar ook iets goeds in. „Het werk van een predikant blijft wel het werk van een predikant, maar het moet wel goed gedaan worden. Goed in kwaliteit, van niveau, en ook goed omdat het slaat op de werkelijkheid van de gemeente in deze wereld en in deze tijd.”
Prof. Graafland vindt een open relatie tussen predikant en gemeente van groot belang. „Wat heel belangrijk is, is dat de pastorie een open huis is, waar mensen durven aan te bellen als zij iets op hun hart hebben. De pastorie moet een uitstraling hebben van vriendelijkheid en toegankelijkheid.” Hij signaleert het feit dat er tal van predikanten zijn die feitelijk niet geschikt zijn voor het werk. „Er zijn nogal wat dominees die week aan week worstelen om hun preek voor elkaar te krijgen. Niet omdat zij er geen tijd voor hebben, maar omdat het hun eigenlijk helemaal niet ligt om zoiets te doen. Ze hebben er gewoon geen feeling voor. Het zijn doeners, maar geen denkers. Het zijn prima mensen, voor andere taken uiterst geschikt, maar ze hadden alleen geen dominee moeten worden. Het gevolg is dat deze predikanten niet begeerd worden door de gemeente, of als ze een plek vinden, dan gedoemd zijn om er jaren te blijven en ook telkens moeten ervaren dat er maar weinig waardering is voor hun werk. Nou, dat kan een tragedie worden.”
Twee preken per zondag in de eigen gemeente maken is in veel gevallen onnodig, zei Graafland op een vraag van een student of dit werkelijk moet. Kerkenraden moeten hiermee rekening houden, wat feitelijk ook al gebeurt, aldus de emeritus hoogleraar. En wat het pastoraat betreft, het is niet een kwestie van hoeveel bezoeken de predikant aflegt, maar of ze vooral kwalitatief goed zijn. „Ds. I. Kievit heb ik als predikant hoog, maar in zijn pastoraat was hij een beetje minimaal”, zo zei prof. Graafland. „Maar waar de Heilige Geest was, was hij ook. Daar had hij een neus voor. Het is in het algemeen een gave om in het pastoraat na korte tijd tot de kern van de zaak te komen.”