Pastoraat in navolging van de goede Herder
”De herder en zijn schapen”. Zo luidde de titel van de lezing die ik op 26 mei hield tijdens de derde studiedag van RefoAnders in Barneveld. Deze krant drukte maandag van het door mij gesprokene een gedeelte af, namelijk enkele concrete opmerkingen rond het pastoraat aan homoseksuele gemeenteleden. Daaraan voorafgaand had ik enkele andere dingen gezegd over pastoraat in navolging van de Heere Jezus Christus. Hieronder een sterk ingekorte weergave.
De vraag is: Hoe zullen we op het spoor komen wat naar Bijbelse eis van de pastor wordt verwacht? Ik zou willen zeggen: Dan moeten we boven alles zien naar Hem Die de Pastor Bonus, de goede Herder, is. De weg en het werk van de Heere Jezus op aarde geven samen het beeld waaraan de onderherders zich hebben te spiegelen. „O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk!” is bij uitstek een gebed van ambtsdragers. Ik noem hieronder enkele aspecten.
Het enkele schaap
De Heere Jezus had hart voor Zijn schapen. Hij was met innerlijke ontferming bewogen over hen. Vanuit dit bewogen hart komt heel het doen en spreken van de Heere Jezus voort. Hij tóónde zich niet alleen zo, maar Hij wás het ook.
De Heere Jezus gaat met elk mens om op een manier die bij zijn of haar omstandigheden past. De hulpvaardige maar geërgerde Martha wijst Hij terecht, de Samaritaanse vrouw brengt Hij tot erkenning van haar zondig bestaan, de bedroefde Maria Magdalena noemt Hij bij haar naam en de ijverige Saulus van Tarsen brengt Hij tot stilstand.
Kenmerkend voor het pastoraat van de Heere Jezus is ook dat Hij tot een beslissing dringt. Hij gaat nergens volgens een vast patroon te werk, maar toch blijkt het doel steeds hetzelfde: zondaren voor de keus te plaatsen. Het gaat erom dat mensen Hem volgen, hun zonden belijden en nalaten, en dat ze door het geloof aan Hem verbonden zijn.
In de gesprekken die de Heere voert, spréékt Hij niet alleen, maar blijkt Hij ook aandachtig te luisteren. Dat blijkt met name in de gesprekken met bijvoorbeeld Nicodemus en de Samaritaanse vrouw, maar ook met de Schriftgeleerden. Hij gaat op de woorden van ieder van hen echt in.
Een opvallend aspect van het pastoraat van de Heere Jezus is dat niemand voor Hem te gering is. Juist de geringen en ellendigen zoekt Hij op. We denken aan de overspelige vrouw, aan de tollenaars en zondaars, de melaatsen, de bloedvloeiende vrouw en de bezetenen. Hij roept tot Zich de vermoeiden en de belasten.
De Herder kent Zijn schapen bij name. Hij is weliswaar de Herder van de hele kudde, in zijn totaliteit. Maar als het erop aankomt, gaat het Hem vooral om het enkele schaap. Ter wille van het ene verloren schaap verlaat Hij de 99 en zoekt het verlorene op. Hij zoekt totdat Hij het vindt. En als Hij het gevonden heeft, draagt Hij het terug naar de kudde. Dat Hij ze bij name kent, wijst er ook op dat Hij weet wie ze zijn. Hij kent hun noden en vragen. Hij weet van hun dwaalzieke hart. Daarom roept Hij ze ook bij name.
De pastorale arbeid van de Heere Jezus beperkt zich niet tot het geven van de gewenste oplossing: het genezen van zieken, de reiniging van melaatsen, het opwekken van doden. Juist dikwijls integendeel. De Heere Jezus is niet de goede Herder Die bij voorbaat en altijd de vervuller van onze specifieke wensen is. Denk aan de doorn in het vlees van de apostel Paulus. De Heere geeft niet zozeer wat wij willen, maar datgene waarvan Hij vindt dat we het nodig hebben. Tot Zijn pastoraat behoort ook de aanzegging van Gods toorn over onbekeerlijkheid.
Bucer
Martin Bucer publiceerde in 1538 een boekje waarin hij de reformatorische visie op het ambtelijke werk uiteenzet. Hij noemde het ”Von der wahren Seelsorge” (Over de ware zielzorg). Ik citeer als afsluiting uit de laatste bladzijden van dit werk van de reformator van Straatsburg.
Bucer: „De Heere Jezus, onze Opperherder en Opziener, geve ons zulke oudsten en zielzorgers, die hun schaapjes zoeken als zij nog dwalen, terugbrengen als zij verjaagd zijn, genezen als zij gewond zijn, sterken als zij zwak zijn, en ook de gezonden goed beschermen en weiden. Wie schapen zijn en geen bokken, die zullen zich ook door zulke zielzorgers en dienaren van Christus, door middel van het Woord des Heeren, tot Christus’ gemeente en in Zijn schaapskooi laten brengen, daarin laten vasthouden, genezen, sterken, beschermen en weiden, in alle gehoorzame en hartelijke navolging. Want, wie uit God geboren is, hoort Zijn Woord en de schapen van Christus horen Zijn stem en volgen Hem. (…) De gelovigen moeten goed voor ogen houden en ter harte nemen, dat zij een hartelijke liefde en trouw, ootmoed en gehoorzaamheid moeten bewijzen, niet aan de díénaren van Christus, maar in die dienaren aan Christus, onze Heere Zelf, ja, aan de dienst van hun eigen eeuwig heil.”
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl