Patiënt laks met vastleggen laatste wil
UTRECHT – Hoewel wilsverklaringen rond het levenseinde tegenwoordig in allerlei soorten en maten beschikbaar zijn, blijven patiënten er maar mondjesmaat gebruik van maken.
Dat blijkt uit een enquête van patiëntenfederatie NPCF.
Slechts 13 procent van de 10.649 deelnemers zei ja op de vraag of hij of zij over een ingevulde wilsverklaring beschikte. De NPCF maakte de onderzoeksresultaten afgelopen weekeinde bekend.
Ondanks het lage percentage lijkt een wilsverklaring te voorzien in een behoefte die bij veel patiënten leeft, aldus de NPCF. Een meerderheid van 75 procent van de ondervraagden geeft namelijk aan wel duidelijke wensen te hebben. Worstelen doen zij onder meer met de vraag hoe ze een wilsverklaring moeten opstellen, stelt de NPCF.
Wie een wilsverklaring heeft opgesteld doet er verstandig aan deze door te spreken met zijn arts, benadrukt NPCF-directeur Wind. Ze noemt dat van belang om misverstanden te voorkomen en omdat artsen van bepaalde wensen, bijvoorbeeld op het terrein van euthanasie, mogen afwijken. Uit de enquête blijkt desondanks dat slechts 43 procent van de patiënten met een wilsverklaring deze doorneemt met hun behandelaar.
De deelnemers aan de enquête die een wilsverklaring hebben, gebruiken deze in hoofdzaak om te specificeren onder welke omstandigheden zij willen dat de artsen de behandeling staken of afzien van een reanimatiepoging (beide 55 procent). De wilsbeschikking wordt verder gebruikt om een vertegenwoordiger aan te wijzen voor het geval de patiënt wilsonbekwaam raakt en voor het vastleggen van standpunten rond orgaandonatie.
Artsenorganisatie KNMG presenteert volgende week een brochure om het belang van een wilsverklaring onder de aandacht van patiënten te brengen. Bouwstenen voor de brochure zijn onder meer aangedragen door de Nederlandse Patiëntenvereniging (NPV). Zij is uitgever van de NPV-Levenswensverklaring, een wilsbeschikking die uitgaat van het Bijbelse principe van de beschermwaardigheid van het leven.