68 miljoen euro uitgegeven aan hulp in Haïti
RIJSWIJK (ANP) – De Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) hebben tot nu toe 68 miljoen euro besteed aan de hulp in Haïti, het land dat in januari 2010 werd verwoest door een aardbeving. Iets meer dan de helft van het bedrag ging op aan noodhulp, het resterende deel ging op aan wederopbouwactiviteiten.
Dat maakte de SHO bekend in de vierde rapportage over de hulp vanuit Nederland aan Haïti. In totaal is ruim 111 miljoen beschikbaar gekomen via giro 555 en de toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking.
De rapportage gaat over de periode van 13 januari 2010 tot en met 31 december 2011, bijna twee jaar. Bij de aardbeving vielen naar schatting 220.000 doden en 30.000 gewonden. Daarna brak in oktober 2010 een cholera-epidemie uit die ook nog eens 7000 slachtoffers eiste.
In het eerste jaar werd 80 procent van de gelden besteed aan noodhulp, in het jaar daarop was dat nog maar 10 procent. Toch duurde de noodhulp langer dan gebruikelijk is bij een dergelijke ramp.
Door allerlei omstandigheden verliep de hulp erg moeizaam, mede omdat het land zelf straatarm is, er corruptie heerst en de overheid slecht functioneert. Dat constateert ook de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB). Tegelijkertijd stelt die dat de SHO-organisaties veel inzicht geven in wat er werd geleverd aan goederen en diensten, maar dat er weinig informatie is over hoe de hulp heeft uitgewerkt op het welzijn van de slachtoffers.
IOB schrijft dat de slachtoffers weliswaar veel aan de noodhulpverlening hebben gehad, maar dat het herstel van mogelijkheden voor levensonderhoud, de hulp voor bescherming en de psychosociale steun beter hadden gekund. „Psychosociale steun was er vooral voor kinderen, maar zorgende moeders ontbeerden die vaak, terwijl sommigen zo waren getraumatiseerd dat hun borstvoeding direct stopten.”