Hillen heeft de Kamer donderdag per brief gemeld dat hij „een regeling” heeft getroffen met De Haas. Wat de regeling inhoudt, wil geen van beide partijen zeggen. Duidelijk is wel dat De Haas een financiële tegemoetkoming heeft gekregen.

Ook speldde Hillen hem donderdag het ereteken van verdienste in zilver op als dank voor zijn bijdrage aan het Nederlandse defensiebeleid en als erkenning voor zijn internationale reputatie als Ruslandkundige.

De Haas, columnist bij deze krant, zei donderdag op een persconferentie dat „niet de centen” het belangrijkst zijn, „maar de erkenning dat ik jarenlang onterecht voor fantast ben uitgemaakt.” Hij is ook blij dat de Kamer nu alle feiten van zijn zaak op een rijtje heeft.

Die feiten staan in een rapport dat is opgesteld door prof. mr. C. R. Niessen en luitenant-generaal b.d. M. A. Beuving. Zij hebben „een ernstig vermoeden” dat aan De Haas, zoals hij stelt, inderdaad ooit de toezegging is gedaan dat hij zou worden benoemd tot defensieattaché in Moskou. Destijds werd de functie echter toegewezen aan een ander. „Vriendjespolitiek”, zei De Haas daar donderdag over.

Verder stellen de onderzoekers dat De Haas enkele keren „onzorgvuldig” is behandeld. Onder meer rondom zijn promotieonderzoek en bij een plotselinge overplaatsing naar Duitsland.

In zijn Kamerbrief over het rapport stelt Hillen dat er „geen sprake is geweest van integriteitsschendingen.”

De Haas bestrijdt dat: „Ik ben als dwarsligger neergezet, waardoor mijn reputatie is geschonden.”

De Haas, die ook op de SGP-kandidatenlijst voor de Kamer staat, hoopt dat de politiek met het rapport-Niessen in de hand strafvervolging instelt tegen hoge militairen die valsheid in geschrifte hebben gepleegd. „Er moet een voorbeeld worden gesteld.”

Hij pleit ook voor externe controle op integriteitsschendingen bij de krijgsmacht. De rechtsstaat heeft in zijn zaak gefaald, vindt hij. „De politieke controle op de krijgsmacht schiet tekort.”