Bewoners Bodoregio Nigeria woedend op Shell om vervuiling
Miljarden euro’s heeft Nigeria de afgelopen decennia verdiend aan de olie-industrie. De bevolking is er echter nauwelijks wijzer van geworden. Integendeel. Zij oogstte corruptie en vervuiling.
Het gaat in Nigeria als in zo veel andere olielanden. Een kleine groep profiteert buitensporig van de natuurlijke rijkdommen, maar verder heeft het ‘zwarte goud’ alleen maar ellende gebracht. Met de olie sijpelden criminaliteit en corruptie de haarvaten van de maatschappij binnen. Landbouwgrond en viswater raakten vervuild. De vloek van de olie.
In Bodo, in het zuiden van Nigeria, weten de bewoners ervan mee te praten. In augustus 2008 barstte er vlak bij de grote stad van de regio Ogoniland een oliepijplijn van Shell open. Niet minder dan 72 dagen lang stroomden er honderdduizenden liters olie uit de pijp. Tot overmaat van ramp was het een paar maanden later opnieuw raak. Dit keer bleef het lek 77 dagen open.
De gevolgen waren desastreus. De olie stroomde de kreken in, vervuilde de grote Bodorivier en doodde de vissen. Drinkwater raakte vergiftigd en een dikke laag olie drapeerde zich als een smerig kleed over grote stukken landbouwgrond.
„De hele regio is verwoest”, vat de Nigeriaanse activist David Vareba de ramp samen. Zijn familie komt uit Bodo en is zwaar getroffen door de vervuiling. Moeder Vareba was boerin, maar kan sinds 2008 nauwelijks meer iets beginnen op de sterk vervuilde grond. Vader Vareba was visser en zag zijn inkomstenbron op de rug in de rivier drijven. Tot overmaat van ramp kreeg hij het aan zijn hart en raakte hij ernstig ziek. Het afgelopen jaar overleed hij.
Voor Vareba is het duidelijk dat de dood van zijn vader direct verband houdt met de vervuiling. Hij baseert zich daarbij op een recent VN-rapport dat aantoont dat het sterftecijfer rond Bodo sinds 2008 sterk is gestegen. De oorzaak ervan zou voor een belangrijk deel bij de gevolgen van de lekkages liggen.
„Bodo was altijd een goede plaats om te wonen”, verzucht Vareba. „Er leefde veel vis in de rivieren en de landbouwgronden waren vruchtbaar. Dat is echter voorbij.” Volgens de activist zijn zeker 69.000 mensen in de regio voor de komende decennia van hun bestaanszekerheid beroofd.
Sabotage
Vareba probeert al jaren gerechtigheid te bereiken voor de inwoners van Ogoniland. Hij was betrokken bij verschillende organisaties die zich inzetten voor de rechten van het volk in de Nigerdelta en houdt zich momenteel bezig met promotieonderzoek over de rechtvaardiging van burgerlijke ongehoorzaamheid in de regio. Vorige week was hij op uitnodiging van Amnesty International enkele dagen in Nederland.
De lekkages zijn niet zomaar vervelende incidenten waar niemand iets aan kan doen, maakt hij op het kantoor van de mensenrechtenorganisatie in Amsterdam duidelijk. Hij stelt de Nigeriaanse regering en oliemaatschappij Shell aansprakelijk voor de verwoestende gevolgen ervan.
Hij is boos op Shell, inderdaad. „Ik snap niet waarom het zo lang moest duren voordat de lekkages gedicht konden worden”, zegt hij. Volgens de activist profiteert Shell willens en wetens van de zwakke politieke infrastructuur van Nigeria. „Shell is al decennialang in Ogoniland aanwezig, maar heeft de eerste pijpleidingen nooit vervangen. Dat kan in Nigeria ongestraft gebeuren en het bespaart het concern veel geld.”
De Nigeriaanse regering gaat echter ook niet vrijuit, betoogt Vareba. „Ik verwijt de Nigeriaanse regering gebrek aan politieke wil om wetten die de olie-industrie reguleren daadwerkelijk door te voeren. Ze moet het lef hebben oliemaatschappijen de wacht aan te zeggen wanneer die bijvoorbeeld te lang wachten met het opruimen van de vervuiling die ze veroorzaken. Er zijn echter geen goede regulerende organen om daarop toe zien.”
Hij kent het verweer van Shell dat de meeste vervuiling in de Nigerdelta plaatsvindt door criminaliteit en oliediefstal, en niet door Shell wordt veroorzaakt. Volgens de oliemaatschappij worden er in het land dagelijks niet minder dan 150.000 vaten olie gestolen. Gemiddeld driekwart van alle olielekkages in Nigeria zou het gevolg zijn van sabotage en diefstal. Cijfers van Shell zelf wijzen uit dat er in 2010 20.000 vaten olie in het milieu zijn terechtgekomen, tegenover 5000 door operationele fouten van de oliemaatschappij.
„Ik ontken niet dat er sprake is van sabotage door criminelen”, reageert Vareba. „Shell zou echter veel meer kunnen doen om de pijpleidingen te beschermen. Waarom is er niet veel meer bewaking? De waarheid is dat ook Shellmedewerkers zich schuldig maken aan sabotage.”
Vareba ziet de sabotage als symptoom van een groter achterliggend probleem: de corruptie. „Die is overal, ook binnen Shell en de regering. Dat maakt het uiterst moeilijk om de problemen in Nigeria aan te pakken.”
Milieuprogramma
Rond Bodo is de sabotage volgens Vareba overigens pas begonnen na de lekkages van 2008. „Ja juist”, bevestigt hij, „feitelijk is die problematiek dus aan Shell zelf te wijten. Mensen verloren door de vervuiling een vast inkomen en gingen dus op zoek naar andere bronnen. In Bodo waren er voorheen nooit problemen met het feit dat Shell er olie won. De inwoners konden er goed in hun levensonderhoud voorzien.”
De beste stap die Shell volgens hem kan doen, is de rommel opruimen en vertrekken. „Ja, dat vind ik”, zegt Vareba, opverend. En nee, hij gelooft er niet in dat de regio met andere oliemaatschappijen wel eens van de regen in de drup zou kunnen belanden. Het Brits-Nederlandse concern mag op papier een mooi milieubeleid hebben, volgens hem komt er weinig van terecht.
„Shell besteedt het geld voor het milieuprogramma niet efficiënt”, betoogt Vareba. „En dat weet het ook. Uit onafhankelijk onderzoek van de VN (zie kader) blijkt ondubbelzinnig dat Shell tekortschiet in zijn milieubereid. In Bodo is nog altijd niet het kleinste stukje grond gereinigd.”
Rechtszaak
De vissersgemeenschap van Bodo wil geld zien van Shell. Een Brits advocatenkantoor, Leigh Day, heeft daarom in maart namens 11.000 leden van de gemeenschap in het Verenigd Koninkrijk een rechtszaak aangespannen tegen Shell. De inzet daarvan is dat de oliemaatschappij de getroffenen in Bodo fatsoenlijk compenseert.
De rechtszaak is in het Verenigd Koninkijk aangespannen omdat Shell wortels in dat land heeft. Vareba: „Bovendien hebben we meer vertrouwen in de onafhankelijkheid van de Britse rechtsspraak dan in de Nigeriaanse.”
Aan het proces zijn onderhandelingen met Shell voorafgegaan, maar die liepen op niets uit. „Shell heeft vorig jaar erkend schuldig te zijn aan de lekkages en stelde voor met 100 dollar per getroffen persoon over de brug te komen”, snuift Vareba. „Maar dat is een belachelijk bedrag. Het zal volgens onderzoekers vijftig jaar duren voordat de bodem in Bodo weer is gereinigd van de olie. Shell zal dus met een veel groter bedrag over de brug moeten komen. We eisen individuele schadeloosstelling voor 69.000 personen en een grondige reiniging van de grond.” Advocatenkantoor Leigh Day gaat overigens uit van 49.000 getroffen Nigerianen.
De Nigeriaan bromt. „Shell zegt dat er in Bodo slechts een paar honderd mensen van de vis leven. Maar dat is grote onzin. Weet je wat Bodo betekent? ”Vanwege de vis”. Dat is dus de reden waarom de eerste bewoner naar de regio toe kwam. De visserij is voor zeker 90 procent van de bevolking van groot belang voor het levensonderhoud.”
Hij ontkent ten stelligste dat de inwoners van Bodo met de rechtszaak een slaatje uit de vervuiling willen slaan. „Dat is absoluut niet het geval”, zegt hij met hoofdletters. „Er is geen werk meer voor de inwoners van Bodo. Het is nauwelijks mogelijk om met geld te compenseren wat zij verloren hebben. Met het compensatiegeld zouden de inwoners weer een handeltje kunnen opzetten. Ik zie niet in hoe mensen die alles hebben verloren daaruit een slaatje slaan.”
Shell: Compensatie volgens Nigeriaanse wetgeving
Shell heeft in officiële reacties laten weten de resultaten van het UNEP-rapport uiterst serieus te nemen. Na publicatie van het rapport zou Shell onmiddellijk samenwerking hebben gezocht met de overheid van River State (waar Bodo onder valt) om de bevolking van het getroffen gebied van schoon drinkwater te voorzien. Ook levert het concern naar eigen zeggen een bijdrage aan een langetermijnoplossing voor het verontreinigde gebied.
In het duurzaamheidsrapport 2011 van Shell laat de directeur van Shell Nigeria, Mitui Sunmonu, weten dat de bevindingen van de VN-onderzoekers „enkele belangrijke lessen voor ons bevatten.”
In het Shellrapport belooft het olieconcern zijn schoonmaakwerkzaamheden in Bodo aan een onderzoek te onderwerpen. Het geeft aan dat het verschillende verontreinigde plekken opnieuw zal bezoeken om te controleren of de schoonmaakwerkzaamheden goed zijn uitgevoerd.
Shell maakt echter ook duidelijk niet als enige verantwoordelijkheid te dragen voor het milieu in de olieregio. „Er zijn veel partijen betrokken (…) en oplossingen zullen alleen bereikt worden als er sprake is van een gecoördineerde actie van de federale regeringen, de overheid, industrie, ngo’s en lokale gemeenschappen”, aldus het concern.
In een open brief in het Britse zakendagblad Financial Times liet Sunmonu in maart weten dat Shell de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het lekken van 4000 vaten olie in Bodo door operationele fouten. „We accepteren altijd aansprakelijkheid in dergelijke omstandigheden en betalen compensatie in overeenstemming met de Nigeriaanse wetgeving, ruimen de olie op en herstellen het land.” De advocaten van Leigh Day gaan echter uit van een veelvoud van enkele honderdduizenden vaten gelekte olie.
Sunmonu noemt de situatie „uiterst complex.” Hij toont zich bovendien „diep verontrust” dat er sinds de lekkages „veel meer olie verloren is gegaan als gevolg van illegale activiteiten, sabotage, illegale raffinaderij en diefstal.” Hij noemt de „wijdverspreide” illegale activiteiten „de ware tragedie van de Nigerdelta.”
VN-rapport over vervuiling Ogoniland
In augustus 2011 komt het milieuagentschap van de VN, UNEP, met een rapport over de olievervuiling in de Nigeriaanse Nigerdelta. Het concludeert dat de regio Ogoniland dermate is vervuild dat het zeker dertig jaar kan duren voordat alle olie is opgeruimd. De studie spreekt van de „meest verstrekkende en langdurige olieopruiming” in de wereld, wil het grondig gebeuren.
Het rapport beperkt zich niet tot de gevolgen van de lekkages in 2008 bij Bodo, maar brengt de vervuiling in de hele regio in kaart. Gedurende veertien maanden onderzocht het UNEP-team meer dan 200 locaties, meer dan 122 kilometer pijplijn en zag meer dan 5000 medische rapporten in. Het team betrok bovendien meer dan 23.000 mensen in lokale gemeenschapen.
De onderzoekers concluderen dat vijftig jaar van olieoperaties in het gebied veel meer impact hebben gehad op het milieu dan gedacht. De oliewinning in Ogoniland is al in 1993 gestaakt, maar de olieleidingen zijn nog altijd in gebruik.
In tien gemeenschappen in Ogoniland zou het drinkwater dermate vervuild zijn dat dit een serieuze bedreiging vormde voor de publieke gezondheid. In één gemeenschap zouden families zelfs drinken uit een bron waarin meer dan 900 keer de toegestane hoeveelheid benzeen, een beruchte kankerverwekkende stof, werd aangetroffen.
Het rapport verwijt Shell dat het zich niet aan de eigen richtlijnen heeft gehouden rond het onderhoud van de olie-infrastructuur. Daardoor heeft het bedrijf gezondheids- en veiligheidsrisico’s gecreëerd voor de bevolking. Het legt echter ook verantwoordelijkheid bij lokale mensen die sabotage plegen aan de pijpleidingen.
Woordvoerder Nick Nuttal van UNEP liet tegenover de BBC echter weten dat de studie niet met de beschuldigende vinger wil wijzen „naar een specifieke partij rond de olieproductie in Ogoniland.” Volgens sommige milieuactivisten zou het onderzoek Shell uit de wind hebben willen houden, omdat het concern de studie financierde.