Die engel, met dat eeuwig Evangelie, vliegt nóg
Rahab. „Dat was Egypte”, zei ds. N. den Ouden woensdag op de zendingsmiddag in het Friese Driesum. „Het volk dat Israël zo geknecht heeft. Een haatdragend volk van nature - en ik hoop dat u daarin uw eigen naam hoort noemen. Maar gaat de Heere dat volk nu verdoemen? Nee, zegt Psalm 87. „Ik zal Rahab…”
De Heere gaat Zijn genade verheerlijken, aldus de hervormde predikant uit Tholen. „Ik zal Rahab en Babel vermelden onder degenen die Mij kennen; zie, de Filistijn, en de Tyriër, met den Moor, deze is aldaar geboren.”
Deze ís aldaar geboren. „Dat staat bij de Heere voor eeuwig vast. Ik gá ze toebrengen. We lezen daarvan in Handelingen 2: omtrent drieduizend zielen. Dat is wel goed nieuws in deze tijden van verwarring, van geestelijke duisternis. Zeker: Red degenen die ten dode wankelen. Dat we arbeidzaam zouden zijn om zielen te winnen voor Hem. Maar ten diepste is zending bedrijven geen zaak van een stichting, organisatie of zelfs van de kerk. Het is een zaak van de Heere Zelf. Want Hij bemint de poorten van Sion boven alle woningen van Jacob.”
Wat stapelen de zegeningen zich in Psalm 87 op, zei ds. Den Ouden. „Het begint met de grondslag: Gods eeuwige verkiezing. Vervolgens wordt dat volk ook toegebracht. „Die en die.” Hoofd voor hoofd wordt gebogen; hart voor hart geneigd, door Hem opgezocht. Ten slotte worden ze ook bevestigd. Hij schrijft ze op, lezen we in vers 6: „Deze is aldaar geboren.” Hij heeft ze in Zijn beide handpalmen gegraveerd.”
Behoort u daar ook toe? vroeg de predikant. „Ik hoop dat ze hier zitten, die zeggen: Hier zit zo’n Rahab, zo’n Filistijn. Want dat gaat de Heere al Zijn kinderen leren. En dan hoor ik in Psalm 87: Het kan nog. Heere, maak het ook voor mij waar!”
Zijn meditatie volgde op een kort openingswoord, uitgesproken door ds. P. den Ouden, hervormd predikant in Wouterswoude. Uitgangspunt daarvan was Psalm 117. Ds. Den Ouden: „Deze psalm hoort toch eigenlijk niet thuis in het Oude Testament? De dichter roept de heidenen hier op de Heere te loven. Terwijl Paulus in Efeze 2 zegt dat die heidenen -alles buiten Israël- eertijds vreemdelingen waren van de verbonden der belofte, zonder God en hoop. Is het dan niet wonderlijk dat de heidenen hier worden opgeroepen om God te loven?”
Nee. „Want Paulus gaat verder. Efeze 2:13: „Maar nu in Christus Jezus…” En daarna nog eens: „door het bloed van Christus.” Dat is de grond. En daarop mocht ook de dichter van Psalm 117 zien: wat er staat te gebeuren, is al werkelijkheid.”
Ds. B. Reinders sprak over Openbaring 14:6 en 7. „De apostel Johannes ziet hier een engel, die vliegt in het midden van de hemel. Dat betekent: tussen hemel en aarde in. Iedereen kan hem zien. En hij heeft het eeuwig Evangelie bij zich, de goede, blijde boodschap.”
Die boodschap heeft de mens niet zelf uitgedacht, zei de hervormde predikant uit Maartensdijk. „Adam en Eva konden niet terug naar het verloren paradijs. Alle wegen waren afgesneden. Is dat wel eens waar geworden in uw leven? Want we zijn alles kwijtgeraakt, straatarm geworden. We zijn machteloze zondaren geworden, die tijdelijke en eeuwige straffen verdiend hebben. Maar o, dat wonder, waarvan dit troostboek spreekt: Nu is er een goddelijk welbehagen. Er is een weg van de hemel naar de aarde. God heeft een weg uitgedacht waardoor mensen behouden kunnen worden. En Hij is niet tegen te houden.”
De engel die Johannes zag, vliegt nog steeds, stelde de predikant. „Het werk van de Koning heeft haast. De velden zijn wit om te oogsten. Wat is de nood groot! Maar die engel vliegt nog. Het Evangelie wordt nog altijd verkondigd, hier in Friesland, op de Veluwe, en op het zendingsveld. Maar als we eraan voorbij leven, zal het Tyrus en Sidon straks verdragelijker zijn in het oordeel dan ons.”
Vers 7 spreekt over „de ure Zijns oordeels.” Ds. Reinders: „Wat dringt de tijd! Het gaat hier niet over de oordeelsdág, maar over de úre die gekomen is. Dat is zo ontzettend dichtbij. Misschien zegt u: Dominee, die dag maak ik niet mee. Maar als u sterft, is dat oordeel er. En wie weet hoe spoedig dat al is. De dag gaat als kaf voorbij. Zou u zich dan niet haasten en spoeden?”
Het gaat in de tekst ook over „aanbidden.” „Dat is het werk van de gezaligden in de hemel. Want daar valt alles weg. Dan blijft er ootmoed en heilige verwondering over. Dat aanbidden wordt geleerd door Gods Geest. Hij leert het ze, uit alle natiën, geslachten, talen en volken. En zij mogen straks zingen: dat nieuwe gezang, voor de troon.”