Ambtelijk Contact
”Vergeet jezelf niet”, luidt het kopje boven een column van de Sliedrechtse predikant ds. A. van der Zwan in Ambtelijk Contact (maandblad ten dienste van ouderlingen en diakenen van de Christelijke Gereformeerde Kerken).
„Het is zelfs ds. Charles Haddon Spurgeon wel overkomen. Het was na afloop van één of andere kerkelijke hoogtijdag. Er waren verschillende diensten en andere bijeenkomsten geweest waaraan de bekende prediker zijn bijdrage had geleverd. Het was geweldig geweest en velen gingen met een persoonlijke zegen huiswaarts. Toen echter alles achter de rug was, bleef de dominee achter met een geestelijke ‘kater’. Hij schrijft later in zijn autobiografie woorden van deze strekking: „Iedereen ging die dag met zakken vol geestelijk voedsel naar huis; maar ik had zoveel uitgedeeld dat ik met een lege ziel bleef zitten.” Wat aangrijpend: wel veel voor een ander hebben mogen betekenen, veel mogen uitdelen, maar zelf dit keer niet te hebben ‘meegegeten’ van Gods tafel.
Zou dat vandaag niet meer voorkomen? Of kan het je als ambtsdrager (al dan niet geroepen tot het predikambt) nu ook nog gebeuren? Misschien ook wel na zo’n hoogtepunt in het kerkelijk jaar als Pasen, Hemelvaart of Pinksteren. Je mag blij zijn met wat het Evangelie in en met je gemeente gedaan heeft. Maar thuis, voor de spiegel, vraag je je af: wat deed het nu met mij? Drong de vreugde die ik anderen heb aangewezen en aangeprezen echt door tot in mijn eigen hart?
Natuurlijk weet ik ook wel dat we in het ontvangen van persoonlijk geestelijke vrucht de factor van Gods vrijmacht niet over het hoofd mogen zien. „Genade valt vrij”, zegt men, en dat blijft ook zo. Toch is er ook die factor van de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens. Ook van de ambtsdrager, die bij het uitdelen van de menigerlei genade Gods niet moet vergeten om zelf ook ‘mee te eten’. Je kunt bijvoorbeeld op twee manieren in de graftuin of op de Olijfberg staan te kijken. Met de blik van de ambtsdrager die zich afvraagt: wat kan ik de mensen aanwijzen zodat ze de zegen van Pasen of Hemelvaart verstaan mogen? Of met de blik van een kind dat voor zichzelf de dingen in zich opneemt en persoonlijk vreugde beleeft aan de opstanding of de Hemelvaart van Christus. Laten we maar eerlijk zeggen dat juist de ambtelijke drukte rond feestdagen ervoor kan zorgen dat de laatste, dat zo wezenlijk is, in de verdrukking komt…
In verband hiermee moet ik ook denken aan een opmerking die een aantal jaren geleden in een van de collegezalen van de TUA klonk. Een opmerking die allereerst gericht was tot beginnende theologische studenten, maar die volgens mij ook heilzaam kan zijn voor ambtsdragers die zich doorgaans niet op maar rondom de kansel bevinden. Die ambtsdragers vormen tenslotte ook de (eerste) doelgroep van Ambtelijk Contact. Het was prof. Velema die –al aan het begin van de propedeuse– tegen zijn studenten zei: „Je gaat nu theologie studeren– hopelijk mag je een hoop leren van de Bijbel, de leer, de kerkgeschiedenis en nog veel meer. Maar pas ervoor op om ’s zondags als theoloog onder de preek te gaan zitten. Als het goed is zit je daar elke zondag weer als een arme zondaar.”
Moeilijk, als je als ambtsdrager ook geroepen bent om als verantwoordelijke opziener onder dat Woord te zitten. Maar ook op die plek geldt, dat je niet alleen aan het heil van je gemeente, maar ook aan jezelf moet en mag denken. Tenslotte wordt het Koninkrijk der hemelen niet gevuld met knechten, maar met kinderen van God. Arme zondaren, die slechts uit genade zalig worden.”