Albright: VS raken door Bush in isolement
De Verenigde Staten komen steeds meer alleen te staan in de wereld door het buitenlandbeleid van de Amerikaanse president George Bush. En als Al Gore president was geworden was er geen sprake van een Irak-oorlog geweest. Dat schrijft Madeleine Albright, minister van Buitenlandse Zaken onder Bush’ voorganger Bill Clinton, in het jongste nummer van het gezaghebbende tijdschrift Foreign Affairs.
Albright verwijt Bush dat hij breekt met een decennia oude traditie van overleg met bondgenoten, ook al zijn die veel minder machtig. Nu behandelen de VS hun bondgenoten als satellietstaten en proberen zij de wereld hun wil op te leggen. Uiteindelijk breekt dat de Amerikanen op.
Bush begon goed, vindt Albright. Na de aanslagen van 11 september maakte hij gebruik van de sympathie die in een groot deel van de wereld voor de VS bestond door brede steun te werven voor de aanval op het Taliban-regime in Afghanistan en de bases van al-Qaida in dat land. Bush had zich op al-Qaida moeten blijven concentreren, in plaats van opeens over massavernietigingswapens en de ”as van het kwaad” te beginnen. Die sprong heeft de sympathie voor de VS doen verdwijnen.
Wat Irak, Iran en Noord-Korea met al-Qaida te maken hebben, werd nooit helemaal duidelijk. Al-Qaida is bovendien ook zonder massavernietigingswapens dodelijk, zoals 11 september heeft bewezen, schrijft Albright. Toch bleven de VS hun politiek voorstellen als een strijd tegen het terrorisme. Wie niet voor ons is, is tegen ons, luidde het motto. Bush zei intussen dat hij de militaire macht van de VS zo groot wilde maken dat geen ander land die ooit zou kunnen overtreffen. Hij begon zelfs over het ontwikkelen van nieuwe nucleaire wapens. Dat door dit alles de wereld van de VS vervreemd raakte, leek hem niet te deren. „Op een gegeven moment zijn wij misschien de enigen die nog over zijn”, citeert Albright Bush. „Ik vind dat geen probleem. Wij zijn Amerika.”
Als niet Bush maar Al Gore president was geworden, waren de VS en de NAVO gezamenlijk ten strijde getrokken in Afghanistan, waren er na afloop van de oorlog overal in dat land troepen gestationeerd om de oorlog te handhaven en was er serieus werk gemaakt van de wederopbouw. Een Democratische president had ook het gevaar dat Saddam Hussein vormde anders ingeschat, was geen oorlog tegen Irak begonnen en had zich in plaats daarvan geconcentreerd op de jacht op „de criminelen die op Amerikaanse grond duizenden mensen hebben vermoord.”
Door Bush’ politiek oordeelt de rest van de wereld steeds negatiever over de VS en wordt zelfs bang. „Ik had nooit gedacht dat de dag zou komen waarop de VS gevreesd zouden worden door degenen die niets te vrezen hebben.” De betrekkingen met Europa hebben ook onnodige schade opgelopen. De VS hebben zich dominant gedragen, in plaats van de Europeanen uit te leggen waarom de oorlog nodig was. „De Europeanen moeten als volwassenen behandeld worden”, schrijft Albright, in 1937 in Tsjechië geboren als Maria Jana Korbelova. Het Franse „hyperventileren” had Bush wijselijk moeten negeren, in plaats van het als een soort verraad af te schilderen.
De VS moeten de banden met Europa herstellen, zich serieus inzetten voor vrede in het Midden-Oosten en werkelijke liberalisering in de Arabische wereld en „de missies in Afghanistan en Irak afmaken alvorens nog eens de overwinning wordt uitgeroepen.” Met het oog op Afghanistan en Irak wijst Albright op Kosovo. Zijzelf was eind jaren ’90 een van de drijvende krachten achter de NAVO-aanval op Servië. Kosovo wordt nu bestuurd door de internationale gemeenschap, terwijl er wordt gewerkt aan de opbouw van democratie.
Ten slotte moet Bush vaker doen wat hij tijdens zijn recente Afrika-reis deed: belangstelling tonen voor de problemen waar de rest van de wereld mee kampt. „Het idee dat de Amerikanen (…) in oprechte angst voor Bin Laden leven heeft weinig indruk gemaakt op het merendeel van de wereldbevolking. Zorgen over terrorisme verdwijnen in het niet bij de problemen die veel mensen hebben om in leven te blijven te midden van de altijd aanwezige gevaren van armoede, honger en ziekte.”