Israëldag: Wet niet terzijde, maar vervuld
GOUDA – Uitdrukkingen als: „Je kunt met Mozes Kanaän niet binnengaan” of: „Je kunt met Mozes niet zalig worden” zijn onjuist. Bij het binnentrekken van Kanaän had de wet een prominente plaats: hij lag in de ark waarmee de priesters in de Jordaan stonden. Christus heeft de wet niet afgeschaft, maar vervuld.
Ds. D. de Wit zei dat vrijdag tijdens een themadag van het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten over de Thora in de visie van Jodendom en christendom. „De Heere heeft gezegd dat eeuwig leven verbonden is aan volmaakte gehoorzaamheid aan de wet. Het genadeverbond werd bekendgemaakt vóór de afkondiging van de wet en heeft die wet dan ook niet terzijde geschoven.”
De predikant noemde het „heel mooi” om over een burgerlijke of ceremoniële wet te preken, „juist ook omdat erin blijkt hoe ze in Christus vervuld zijn. Zo ligt in het Schriftgedeelte dat het dragen van gemengde stof verbiedt de mooie les dat de kerk in Christus van de wereld is afgescheiden.”
Rabbijn L. B. van de Kamp, directeur van de Joodse school Het Cheider in Amsterdam, stelde dat hij tijdens de themadag in 2010 de verschillen tussen Jodendom en christendom had belicht en ditmaal de verbondenheid wilde beklemtonen. „Dat bedekt de verschillen natuurlijk niet. Er staan werelden tussen ons in. Maar we hebben een gezamenlijk vergezicht: de Messias. Of het een komst of wederkomst zal zijn, zullen we wel zien.”
Van de Kamp belichtte de plaats van de verklaarders die hij aanhaalde: „De mondelinge toelichting van de Thora is vanaf Mozes overgeleverd en later op schrift gesteld. Wij gaan uit van de waarheid ervan. En als er verschil in uitleg is, is het niet aan ons om een keuze te maken.”
Ds. De Wit, predikant van Barneveld-Centrum, wees op „de diepe en hartelijke verbondenheid met het Joodse volk als beminden om der vaderen wil. Het aanvaarden van Oude én Nieuwe Testament is een uitgangspunt waarover we wel met overtuiging, maar niet met harde woorden moeten spreken, temeer omdat dit Woord van God ons door middel van het Joodse volk is geschonken.”
Ds. De Wit wees erop hoe vaak er in de Bijbel wordt verwezen naar de boeken van Mozes. „Juist de wet van Mozes werpt licht op Christus. In de bekering krijgt de mens met de wet van doen. Christus was beminnelijk en schoon, niet alleen in de onderhouding, maar ook in de betaling van de wet. Als die Ark, met daarin de wet, in de Jordaan staat, komt er een pad naar Kanaän. Er is in mijn hart een groot verlangen dat op die dag Zijn volk, uit Jood en heiden, als het mag binnengaan één kant op zal kijken, naar Hem, en dan zal het zingen het lied van Mozes én het Lam. Zonder de wet kán het volk niet binnengaan, en die wet is vervuld in de Zoon Zijner liefde.”
Tijdens de vragenbeantwoording ging rabbijn Van de Kamp in op de betekenis van de offerdienst: „Wel dierenoffers, geen mensenoffer. Dat een Ander in plaats van iemand sterft, komt in het Jodendom niet voor.”
Ds. De Wit noemde de term ”mensenoffer” te mager en te negatief. „Christus’ dood was niet zomaar een mensenoffer, maar het offer van de Middelaar, de Zoon van God naar Zijn menselijke natuur.”
Op de vraag of Joden zalig kunnen worden door de wet volmaakt te houden, zei Van de Kamp: „Het begrip ”zalig” kennen wij niet, want ieder mens komt in de hemel. Het is mogelijk dat daar een gelimiteerde tijd voorafgaat in de plaats die door de christenen de hel wordt genoemd.
De Jood moet zich conformeren aan de 248 geboden en 65 verboden. Het is echter een misverstand dat hij daardoor de hemel zou bereiken, want daarnaast is ook de Goddelijke barmhartigheid bepalend.”
Ds. De Wit: „Het Nieuwe Testament leert dat het zonder Christus niet kan. Dat sluit onze verdienstelijkheid uit; het sluit het dienen uit liefde in.”
In het Jodendom heeft de Messias een andere plaats, zei Van de Kamp. „Zijn opdracht is het Joodse volk op te roepen tot terugkeer naar het heilige land, de eerste stappen tot herbouw van de tempel te zetten, het koningshuis van David weer op te richten en de wereldorde te doordringen van Gods almacht. Dat is allemaal nog niet vervuld.”
Welke godsdienst het bij het rechte eind heeft, zal aan het einde der tijden wel blijken, zei de rabbijn. „Daar moeten we geen voorschot op nemen. Christenen moeten gewoon naar de dominee luisteren en christen blijven. Iemand vroeg me: Moeten christenen volgens u de sabbat houden? Ik zei, waarschijnlijk tot zijn chagrijn: Nee, hou maar vast aan de zondag, en gezamenlijk moeten we in deze tijd op de bres staan voor de rustdag. Pas hoorde ik dat er een loofhut achter een kerk was gebouwd. Dan zeg ik: Sorry, dat is geen loofhut; dat is een schuurtje. Alleen de Joden hebben loofhutten.”