Zo hoog verheven
Efeze 1:21
„Ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij, en alle naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende.”
Het is alsof de apostel zich inspande om woorden te vinden om de verhoging van de Zoon Gods als de Godmens Middelaar uit te drukken. Wat schrijft zijn pen woord na woord zeer krachtig en zeer veelzeggend van karakter, en toch lijkt het wel alsof de meest krasse woorden krachteloos waren om de grootheid der verborgenheid voor te stellen. Let op de kracht en de majesteit van zijn woorden: „Ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij, en alle naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende.” Eerst hebben wij „de overheid”, dan hebben wij „de macht,” vervolgens hebben wij „de kracht,” dan „de heerschappij”, en alsof dit alles nog niet genoeg was, daarop „alle naam, die genaamd wordt”, of „die genaamd zou kunnen worden”, niet slechts op deze wereld (dat wil zeggen deze tijd of bedeling), maar ook in de toekomende, alsof Hij vooruit zou willen blikken in een onbegrensde eeuwigheid en onze gezegende Heere voor eeuwig verhoogd zou willen zien boven alle bestaan en boven alle leven. Engel en aartsengel, vlammende seraf en lichtende cherubim, met de ganse hiërarchie des hemels – alle liggen onder Zijn voeten. De Godmens is verhoogd boven hen allen en onze natuur, in vereniging met Hem, is verhoogd boven het hoogste geschapen wezen, zelfs in de hemel der hemelen.
J.C. Philpot, predikant te Oakham
(”Leerredenen”, 1866)