De legende van de kinderkruistocht
De kinderkruistocht van 1212 heeft veel romanschrijvers en filmmakers geïnspireerd. Duizenden kinderen die blootsvoets de Alpen overtrekken, in het vaste vertrouwen dat bij Genua de zee zich zal splijten om voor hen een weg te banen naar Jeruzalem, het is en blijft aangrijpend.
Dat vonden de middeleeuwse kroniekschrijvers ook. Ze maakten er in anderhalve eeuw een verhaal van dat tot de verbeelding spreekt. Maar wat klopt er eigenlijk van dat verhaal? En is er wel ooit een kruistocht van kinderen geweest?
De kinderkruistocht dankt zijn huidige bekendheid vooral aan Thea Beckmans ”Kruistocht in spijkerbroek” uit 1973. De twintigste-eeuwse Dolf wordt met een tijdmachine naar de middeleeuwen geflitst, om daar één middag een kijkje te nemen. De bedoeling is dat hij een riddertoernooi in Midden-Frankrijk zal bijwonen. Maar door een verkeerde berekening komt hij midden in de kinderkruistocht terecht die net vanuit Keulen is vertrokken.
Duizenden kinderen die zingend voorbijtrekken versperren de Dolf de weg naar de afgesproken plek waar hij naar zijn eigen tijd zou worden teruggeflitst. Als terugkeren niet meer mogelijk blijkt, sluit de zestienjarige jongen zich bij de lange rij kinderen aan. Hij ontpopt zich al gauw als de werkelijke leider van de kinderkruistocht, in de plaats van de herdersjongen Nicolaas, die in een visoen de opdracht had gekregen om met een kinderkruistocht vreedzaam Jeruzalem te gaan bevrijden van de Saracenen.
Op het netvlies gebrand
In 2006 werd er een Engelstalige film uitgebracht, gebaseerd op Beckmans verhaal. Diverse indrukwekkende filmfragmenten staan bij menigeen op het netvlies gebrand en bepalen het beeld dat velen van de kinderkruistocht hebben. Arme, hongerige kinderen die zich dag na dag voortslepen, geteisterd door regen en koude; een heldhaftige strijd tegen rovende ridders; een wanhopige Nicolaas die in Genua vergeefse pogingen doet om de zee te laten wijken. Zo moet de kinderkruistocht eruit hebben gezien.
Dat is echter maar de vraag. Want eigenlijk is er maar weinig over deze kruistocht bekend. In een zestigtal middeleeuwse kronieken wordt er over deze beweging geschreven. Maar daarin staat vaak niet veel meer dan het feit dat er een kruistocht heeft plaatsgehad; soms de vermelding van een plaats die de tocht heeft aangedaan. Maar het precieze verloop of de afloop ervan blijft giswerk. En hoe moet het Latijnse woord ”pueri” dat de kroniekschrijvers gebruiken voor de deelnemers aan de tocht worden vertaald? Is ”kinderen” wel de juiste vertaling?
Twee tochten
Eerst op een rij wat we wel weten. Er heeft een kinderkruistocht plaatsgevonden tussen mei en september 1212. Eigenlijk waren het er twee. De beweging begon in Frankrijk onder leiding van de herdersjongen Stephan. Hij zou in een visioen de opdracht hebben gekregen om Jeruzalem te gaan bevrijden van de islamitische overheersing. Waar koningen en vorsten in eerdere kruistochten hadden gefaald, zouden nu de eenvoudigen en de armen vanwege hun oprechte vroomheid er wel in slagen de Heilige Stad te bevrijden.
Stephan kreeg geen officiële toestemming van de Franse koning en van paus Innocentius III, maar toch volgden duizenden enthousiastelingen zijn voorbeeld. Hoe het is afgelopen met de Franse kruistocht is onbekend. Zijn ze tot aan de Middellandse Zee gekomen? Is de groep al snel weer uiteengevallen? Of hebben ze zich misschien aangesloten bij de Duitse beweging?
Want rond Keulen was inmiddels ook een grote groep mensen op de been gekomen. De leiding berustte eveneens bij een herdersjongen: Nicolaas. Ook hij beweerde een visioen te hebben gehad, waarin hem was beloofd dat hij en zijn volgelingen droogvoets door de Middellandse Zee richting Jeruzalem zouden trekken, om de stad vervolgens op vreedzame wijze in bezit te nemen.
De groep van Nicolaas –het aantal deelnemers lag waarschijnlijk tussen de 8000 en de 10.000– trok langs de Rijn zuidwaarts, over de Brennerpas richting de Middellandse Zee. Velen bezweken onderweg. Met zo’n 7000 ‘kruisvaarders’ kwam Nicolaas in Genua aan.
Geen enkele kroniekschrijver vermeldt dat hij hier pogingen heeft gedaan om de zee te doen splijten. Waarschijnlijk heeft hij geprobeerd schepen te regelen voor de overtocht. Toen dit mislukte, viel de groep uiteen. Velen bleven in Genua achter. Een deel keerde terug naar het noorden. Anderen gingen met Nicolaas mee naar Rome, om daar opnieuw te proberen scheep te gaan. Of om de paus te vragen hen van hun kruistochtplicht te ontslaan.
Uiteindelijk loopt het spoor van Nicolaas eind september 1212 dood in Brindisi. Eén bron vermeldt nog dat sommigen hier aan boord van een schip gingen, overvallen werden door piraten en eindigden als slaven.
Mythe
En dat is zo’n beetje alles wat er met zekerheid over de kinderkruistocht gezegd kan worden. Meer valt er uit de oudste en betrouwbaarste bronnen niet op te maken. Om er een mooi verhaal van te kunnen maken, moet er dus heel wat bij verzonnen worden. En dat gebeurt niet alleen in onze tijd. Dat deden ook de middeleeuwse kroniekschrijvers van een of twee generaties later, die de oude verhalen opnieuw vertelden. Zij lieten de mythe van de kinderkruistocht ontstaan.
Dat ontdekte Peter Raedts, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Radboud Universiteit van Nijmegen, toen hij de kronieken uit de tijd tussen 1212 en 1350 opnieuw interpreteerde. Zijn bevindingen publiceerde hij in 1977 in de Journal of Medieval History 3 (278-324), en nog steeds delen veel historici zijn mening over de deelnemers aan de kinderkruistocht.
Tot die tijd was men ervan uitgegaan dat de deelnemers aan de kruistocht kinderen waren geweest, in onze betekenis van het woord. In het Latijn, waarin deze kronieken geschreven zijn, worden ze aangeduid als ”pueri” (wat je kunt vertalen als jongens) of ”infantes” (kinderen). Raedts ontdekte echter dat alleen in de latere bronnen, uit het einde van de dertiende eeuw, de deelnemers als infantes werden aangeduid. Alle auteurs uit de tijd van de kinderkruistocht zelf –sommigen waren zelfs ooggetuigen geweest– gebruikten alleen het woord pueri.
Bij de mediëvist rees het vermoeden dat het woord puer in 1212 een heel andere betekenis moet hebben gehad. Bij nader onderzoek bleek dit inderdaad zo te zijn. Het woord ”puer” duidde in de dertiende eeuw geen leeftijdscategorie aan, maar een sociale categorie. Men gebruikte het woord voor zwervers en ontheemde boeren die uit geldnood hun land hadden moeten verkopen. Zij verhuurden zich aan rijkere boeren als landarbeider of herder. Ze vormden een nieuwe groep ontwortelde armen die rondzwierven op zoek naar werk. Een soort plattelandsproletariaat, noemt historica Marianne Mooijweer het in het jongste nummer van Geschiedenis Magazine (april/mei).
Opstandige beweging
Met de bevindingen van Raedts werd het mogelijk om de kinderkruistocht te herinterpreteren als een opstandige beweging van de armen en verdrukten. Zij wilden een einde maken aan al de mislukkingen op kruisvaartgebied en zetten zich af tegen de rijkdom van de kerk en het machtsvertoon van de vorsten en ridders. Jeruzalem zou alleen door eenvoud en armoede heroverd kunnen worden.
De kinderkruistocht, een legende dus. Maar ”Kruistocht in spijkerbroek” zal er niet minder populair om worden. Afgelopen najaar riepen lezers van de Volkskrant het boek nog uit tot ”het mooiste kinderboek aller tijden”. En recent verscheen bij uitgeverij Callenbach de Nederlandse vertaling van ”Crusade” van Linda Press Wulf, over de kinderkruistocht van 1212. Ook in dit boek zijn het tieners die op kruistocht gaan.
Zelfs het Historisch Openlucht Museum Eindhoven houdt de mythe van de kinderkruistocht in stand. Op 28 september organiseert het museum het evenement ”Kruistocht op Uggs”. Alle groepen 7 van Eindhoven zijn uitgenodigd om in een optocht mee te lopen, van het centrum van Eindhoven langs de Dommel naar het museum. Ze moeten zich daarvoor wel in middeleeuwse kledij hullen en halverwege hun eigen tentje bouwen, zodat er een groot kampement verrijst.
Toch nog een echte kinderkruistocht!
Kinderkruistocht volgens Thea Beckman
„Verbijsterd keek hij [Dolf] van de hoogte af neer op een oneindig aantal kinderkopjes, die de weg aan zijn oog onttrokken. Een optocht van kinderen trok daar voorbij, van zingende, lopende kinderen – honderden! Nee, duizenden! Onafzienbaar was hun aantal. (…) Waar kwamen al die kinderen vandaan, waar gingen ze heen? Wat betekende deze eindeloze processie, die maar bleef voortdruppelen? Voor zijn ogen struikelde weer een kind, dat niet werd opgeraapt en onbeweeglijk bleef liggen. Slof, slof, slof, de blote voeten van de anderen schoven eraan voorbij.”
„„Gaven de engelen aan Nicolaas de opdracht om een kinderleger bijeen te brengen?” vroeg Dolf ongelovig.
Mariecke knikte.
„Het was een wonder”, deelde ze opgewekt mee. „Een echt wonder.”
(…)
„Wat hebben de engelen tegen Nicolaas gezegd?” informeerde hij verder.
„God wilde dat Nicolaas zoveel kinderen verzamelde als hij maar vinden kon. Ze moesten allemaal nog maagd zijn. Dan zou God hen naar het Heilige Land leiden, eerst over de bergen en dan naar de zee. En de zee zal wijken als Nicolaas de handen ernaar uitstrekt. Zo kunnen we dan naar het heilige Land lopen, zonder nat te worden of te verdrinken. Nicolaas zal ons dan bij Jeruzalem brengen en…””
„In een lange, lange rij trok het kinderleger door het Karwendelmassief. (…) Hoe hoger ze klommen, hoe dikker de nevels werden die opstegen uit de beboste hellingen. Soms konden ze geen hand voor ogen zien. Dan stapten een paar kleintjes mis, vielen in een beek, gleden in de afgrond, raakten de aansluiting met de anderen kwijt en verdwaalden. Verkoudheid teisterde hen. De hele nacht, de hele dag verscheurde de hoest hun borst. (…) Koortsachtig keken ze door hun tranende ogen naar de steenmassa’s rondom, die geheimzinnig uit de mist kwamen opduiken en die ze weer even geheimzinnig achter zich zagen verdwijnen. Toch trokken ze verder, hoger en hoger, door niets te weerhouden op hun weg naar Jeruzalem.”
„Opnieuw wendde de herdersjongen [Nicolaas] zich tot de zee, gebood de wateren zich terug te trekken, een pad vrij te maken voor de Kinderkruistocht. Hij schreeuwde, zijn stem sloeg over. (…) Hij wankelde en strompelde terug naar het strand. De kinderen ontvingen hem zwijgend, met boze blikken. Nicolaas keek in die duistere gezichtjes, zag hun dreiging en wendde zich met een ruk weer tot de zee. Hij was vertwijfeld. (…), de zee wist van geen wijken.”