Commentaar: Familie Doorsnee heeft het niet slecht
De familie Doorsnee heeft een kwart meer te besteden dan in 1977. Dat blijkt althans uit de cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek gisteren publiceerde. Het gemiddeld besteedbaar inkomen bedroeg in 2010 33.200 euro. Ook de koopkracht steeg de afgelopen 25 jaar voortdurend. Kortom, geen reden tot klagen.
De prijs die voor deze welvaartsstijging wordt betaald, is echter groot. Uit een rapport dat het Wereld Natuur Fonds (WNF) vandaag heeft gepubliceerd, blijkt dat Nederlanders op te grote voet leven. Als iedereen in de wereld net zo veel zou consumeren als de gemiddelde Nederlander, zou de aarde drieënhalf keer zo groot moeten zijn. Op het gebied van energiegebruik en vleesconsumptie staat Nederland te boek als grootverbruiker.
De conclusie op basis van deze twee rapporten is dus dat we het in ons land zo slecht nog niet hebben. Sterker, dat er zeker terreinen zijn waar het wel een tandje minder mag. Wanneer de problematiek van de uitputting van de aarde in ogenschouw wordt genomen, zou consuminderen gepaster zijn dan consumeren.
Probleem is natuurlijk dat rapporten zoals die van het CBS en van het WNF spreken over gemiddelden, een rekenkundig getal waarmee de financiële en de maatschappelijke positie van de Nederlandse bevolking wordt getypeerd. Vaak wordt daar echter niet de situatie van de individuele burger mee getypeerd. Anders gezegd: de familie Doorsnee bestaat niet.
Zo blijkt uit een onderzoek van de Kinderombudsman dat een op de tien Nederlandse kinderen in armoede leeft. Dat betekent dat 327.000 kinderen in ons land vaak geen gezond voedsel krijgen. Dikwijls moeten ze oude kleding en schoenen dragen omdat er geen geld is voor nieuwe.
Iedereen kent vandaag de dag ook voorbeelden van mensen in de omgeving die niet weten hoe ze rond moeten komen. Bij voedselbanken en bij de kledinguitgifte door instanties zoals het Leger des Heils is het drukker dan ooit. En dan is nog niet eens genoemd de stille armoede die achter een aantal voordeuren wordt geleden.
Wie in dergelijke armere omstandigheden leeft, heeft het niet gemakkelijk. Dat wordt nogal eens vergeten door mensen die heel redelijk kunnen rondkomen van hun inkomen.
Toch hebben rapporten als die van het CBS en het WNF hun betekenis, zeker ook in een tijd waarin er sprake is van financieel-economisch moeilijke omstandigheden. Dat de crisis sporen trekt, is helder. Dat iedere burger de gevolgen merkt in zijn eigen portemonnee is ook duidelijk. Maar tegelijk is het zo dat veruit de meeste Nederlanders nog altijd een goed bestaan hebben in vergelijking met miljarden anderen op deze wereld.
Daarmee is niet alle leed gebagatelliseerd. Zeker niet. Er zijn mensen in moeite, ook in ons land. Maar wie even verder kijkt dan onze landsgrenzen zal snel ontdekken dat het allemaal veel slechter kan.
En al zou dat nog eens niet zo zijn. Het feit dat we op te grote voet leven, moet alleen al een aansporing zijn om het eigen consumptiegedrag nog eens onder ogen te zien. Schepselen zijn niet geroepen de schepping uit te putten, maar te bebouwen en zeker ook te bewaren.