Al-Ani: Als je illegaal bent, ben je niks
TER APEL (ANP) – „We zijn moe. We hebben te weinig eten en nauwelijks water. En er komen steeds meer mensen bij.”
Aref Al-Ani pakt zijn schrift, waarin hij nauwgezet de persoonlijke gegevens van alle 160 bewoners van het tentenkamp bij het aanmeldcentrum in het Groningse Ter Apel heeft opgeschreven. Het zijn vooral landgenoten uit Irak, maar er is ook een grote groep Somaliërs, er zijn enkele Iraniërs en twee mensen uit Azerbeidzjan.
Ze zijn allemaal uitgeprocedeerd en daarom illegaal in Nederland. Ze hebben geen recht op onderdak of een uitkering en ze mogen niet werken. Zelf zeggen ze dat ze, om vaak zeer uiteenlopende redenen, niet terug kunnen naar hun geboorteland.
„Ja, er vallen minder doden en gewonden in Irak”, zegt Al-Ani, van oorsprong advocaat in de Iraakse hoofdstad Bagdad. „Maar dat wil niet zeggen dat het er voor iedereen veilig is.”
Al-Ani streek vorige week dinsdag in Ter Apel neer met veertig andere uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers. In enkele dagen tijd kwamen daar tientallen anderen bij.
Op het terrein bij het aanmeldcentrum staan bijna twintig tenten, keurig genummerd. Heel kleine tenten, waar nauwelijks twee personen in passen. Enkele grotere exemplaren, waar vijftien mannen in slapen.
Soms is een stuk zeil tussen twee bomen het enige wat ze hebben. Ze slapen op de grond, gewikkeld in dekens of in slaapzakken. De gemeente Vlagtwedde heeft vuilnisbakken en vier mobiele toiletten geplaatst. Daar moeten ze het mee doen. „Als je legaal in Nederland bent, ben je een mens”, zegt Al-Ani, „Maar als je illegaal hier bent, ben je niks.”
De veertig eerste bewoners hadden vooraf hun laatste geld bijeengelegd voor eten en drinken: 450 euro in totaal. Daar hoopten ze het een tijdje mee uit te houden, maar het blijkt veel te weinig voor zo veel mensen.
„Het geld is op”, zegt Al-Ani. „Maar we delen alles. Irak, Iran of Somalië, het maakt niet uit waar iemand vandaan komt”, vult de 28-jarige Hadi Abu Sanad aan, die samen met Al-Ani het tentenkamp organiseerde.
Grootste probleem is de beschikbaarheid van drinkwater. De illegalen mogen het nabijgelegen asielzoekerscentrum niet betreden om daar water te halen. „Waar moeten we dan aankloppen?” vraagt Abu Sanad zich af en tuurt over de landerijen, „Er is in de wijde omgeving geen huis te bekennen.”
Gisteren, aan het eind van de middag, kwam daar verandering in. Op verzoek van het ministerie voor Immigratie, Integratie en Asiel plaatste een waterleidingsbedrijf watertanks en tappunten bij het tentenkamp.
Toch is het kamp beter dan de straat, vindt Abu Sanad. Anderhalf jaar zwerft hij inmiddels rond. Soms kan hij een week ergens logeren en anders leeft hij op straat. „Ik kan niet terug naar Irak”, zegt hij, „Mijn hele familie is gevlucht. Ik heb daar niets meer.”
Al-Ani hoopt op een nieuwe regering die een ander vreemdelingenbeleid voorstaat. „Ik weet dat dat nog heel lang kan duren, maar we hebben niets te verliezen. Desnoods blijven we hier maanden. We zijn niet voor het geld in Nederland, maar voor onze veiligheid.”
Het asielbeleid in het algemeen en voor kinderen in het bijzonder is de afgelopen jaren niet strenger geworden, zei minister Leers (Asiel) gisteren. Hij reageerde daarmee op 81 lokale CDA-fracties die voor een humaner asielbeleid pleiten.
„Wie vervolgd wordt, krijgt hier een veilige haven, en dat is ook zo gebleven”, aldus de bewindsman.
„Voor gezinnen die geen recht op opvang meer hebben, zijn vorig jaar gezinslocaties ingericht waar onderdak wordt geboden. Intussen wordt ze gevraagd mee te werken aan terugkeer naar hun land.”