Moderne kunst als ervaring in Haags Gemeentemuseum
Als een encyclopedie –hoe nuttig ook– weinig weg heeft van een prettig leesbaar boek, zorg dan dat je museum –hoeveel kennis het ook bevat– in elk geval niet op een encyclopedie lijkt. Met de jongste expositie neemt het Gemeentemuseum Den Haag op die manier stelling. Je ziet er wat je verwacht, en toch is het anders.
Toonaangevende musea in Europa slaan een nieuwe weg in. „Museumbezoekers van nu willen participeren en meer ervaren wanneer ze door een museum wandelen”, zegt Emma van Proosdij, van het Gemeentemuseum. „Wij willen, in navolging van andere vooraanstaande musea, laten zien dat je kunst in een museum ook op een andere manier kunt beleven.”
Het is even wennen, want de topstukken uit de vaste collectie hangen hier dus niet chronologisch maar per thema bij elkaar: onderverdeeld in zalen met titels als ”Stilstand en beweging”, ”Afstoten en toe-eigenen en ”Spel en utopie”. Kunst is hier niet statig in een hokje van impressionisme, fauvisme of kubisme gestopt.
Voordat bezoekers bij de moderne tijd van die laatste stromingen uitkomen moeten ze eerst door donkere zalen waarin de ”Meesterwerken uit het Mauritshuis” te zien zijn. Ineens is daar dan een nieuw tijdperk: de moderne tijd met onder anderen Monet, Kandinsky en Kiefer.
Benno Tempel, directeur van het Gemeentemuseum, schrijft in het boek bij de tentoonstelling: „Een chronologische, encyclopedische indeling in stijlen lijkt vandaag de dag achterhaald. De geschiedenis wordt niet langer beleefd als een opeenvolging van gebeurtenissen waar één Waarheid over verteld kan worden.”
Het traditionele museum gaat vanouds uit van een opeenvolging van stromingen. Die manier van presenteren ontstond in de renaissance. Een museum werd een gebouw met daarin verzamelingen schilderijen, beeldhouwwerken en andere kunstvoorwerpen. In de 19e eeuw ontwikkelde het begrip museum zich breder en ontstonden musea ook buiten de kunst, zoals natuurhistorische of technische.
Volgens Tempel worden de feiten versimpeld als kunst wordt gepresenteerd als een opeenvolging van stromingen. Dat zou leiden tot een starre presentatie van de kunstgeschiedenis die overbekend raakt en op den duur zelfs zou kunnen gaan vervelen. „In het Gemeentemuseum willen we zo’n overzicht niet geven. Door onze topstukken op een andere manier te combineren, waarbij niet zozeer in stromingen wordt gedacht maar bijvoorbeeld meer in lijnen van beïnvloeding, ontstaan nieuwe verbanden”, schrijft Tempel.
Dat is best een beetje wennen. Verwarrend, omdat het zo nieuw is, maar tegelijk bevrijdend omdat het een frisse blik werpt op bestaande hokjes en vakjes waarin kunstenaars horen. Zo hangt een doek van Van Gogh naast werken van meesters van de Haagse School, geflankeerd door een beeldje van een van Degas’ danseresjes. Dat misstaat niet.
Het is ook ontdekkend omdat de overgang van de ene naar de andere zaal soms een omschakeling van emotie oproept. De werken rond het thema ”Kind en wildeman” zullen de meeste bezoekers niet onberoerd laten. De intense ”Vrouwenkop” van Alexej von Jawlensky met geelgroene ogen, een stevig aangezette kaaklijn en zwarte lippen hangt een paar meter verwijderd van een litho getiteld ”Jaloezie” van Evard Munch.
Een totaal andere emotie verbeeldt Egon Schiele in een aandoenlijk portret van zijn vrouw Edith. Ze draagt haar trouwjurk, gemaakt van gordijnstof. Haar houding is ietwat onbeholpen, haar handen hangen slungelig en het is alsof haar voeten onder haar jurk uit bungelen, ze maakt een kwetsbare indruk. De manier waarop Schiele de ogen van zijn vrouw weet vast te leggen, groot en blauw, laat zijn liefde voor haar zien. Drie jaar later overlijdt Edith, die zes maanden zwanger is, aan de Spaanse griep. Drie dagen later sterft ook Schiele, 28 jaar oud.
Dood en leven liggen ook dicht bij elkaar in de zaal die Van Proosdij ook wel „de duistere kamer” noemt. Een groot schilderij van zo’n 2 bij 4 meter van Anselm Kiefer zuigt de bezoeker naar zich toe. Kiefer staat erom bekend te werken met het thema eindigheid van het leven; gegrepen als hij is door de geschiedenis van Duitsland.
Van die intense emoties gaat het naar de overzichtelijke sculpturen van Jan Schoonhoven. Witte reliëfs die hij maakte van eenvoudige materialen. Overdag verdiende hij zijn brood als postbezorger, ’s avonds aan de keukentafel maakte hij kunst die ontdaan is van elke emotionele lading; althans, dat wilde hij bereiken met de Nulgroep waar hij deel van uit maakte.
Tempel: „Met deze selectie wil ik eens een ander verhaal vertellen. Niet één waarheid, maar een verhaal dat verschillende lijnen uitzet, waar bovendien lang niet altijd antwoorden op volgen. Ik hoop dat het publiek daarmee op een spoor wordt gezet, waardoor het kijken en denken over kunst een ervaring wordt.”
”Ontdek het moderne” is tot en met 1 januari 2014 te zien in het Gemeentemuseum Den Haag, parallel aan de tentoonstelling ”Meesters uit het Mauritshuis”.