„Sommige ouders beginnen te rammen”
Kindermishandeling eist in Nederland elk jaar naar schatting vijftig jonge levens. En 80.000 kinderen lijden aan vormen van lichamelijke en geestelijke mishandeling. De Kamer debatteert binnenkort over het schrijnende verschijnsel. „Er zijn ouders die beginnen te rammen als hun kind in de broek plast.”
Anita Klaassen zat onder de blauwe plekken. In december 2000 werd het levenloze 8-jarige meisje in haar ouderlijk huis in Rotterdam gevonden. Haar ouders hadden het kind afgeranseld en aan haar lot overgelaten. Afgelopen donderdag eiste het openbaar ministerie straffen van vier en acht jaar tegen de ouders van Anita.
Eind vorig jaar veroordeelde de Arnhemse rechtbank ouders van een twee maanden jonge baby tot drie jaar cel. De jonge ouders takelden hun kind ernstig toe. Zo stootte de vader de draagzak met zijn kind expres hard tegen een pinautomaat. Sectie toonde aan dat het kind hersenletsel, blauwe plekken en twintig oude ribbreuken had.
Jaarlijks zijn duizenden kinderen slachtoffer van een ware terreur. „Een groot probleem, dat met name speelt bij kinderen jonger dan zes jaar”, stelt prof. mr. J. E. Doek, hoogleraar familie- en jeugdrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. „In dergelijke situaties worden kinderen geslagen en verwaarloosd. De ouders zien hun kinderen als gebruiksvoorwerpen, waarmee je kunt doen wat je wilt. Ze eisen bijvoorbeeld dat hun kind niet meer in de broek plast of van dingen afblijft. Doet het kind niet wat zij willen, dan rammen de ouders er maar op los. De ouders verliezen de controle over zichzelf. Het kind is kwetsbaar en verliest alle bescherming.” Nogal wat ouders vinden dat hun kind „een doorlopende bron van dankbaarheid” moet zijn voor zijn opvoeding. Als het kind die waardering niet tentoonspreidt, komen er frustraties. „Dan kunnen ouders gewelddadig gedrag gaan vertonen.”
Behalve onder fysiek geweld kan een kind ook te lijden hebben onder mentale dwingelandij, betoogt Doek. „Je kunt een kind behoorlijk ernstig schaden door het voortdurend in te prenten dat het eigenlijk waardeloos is. Sommige ouders zeggen zelfs tegen hun kinderen de dag van hun geboorte te betreuren.”
Prof. Doek voelt er veel voor om (aanstaande) ouders een opvoedingscursus aan te bieden. In een land als Zweden is zo’n cursus heel normaal. „In ons land gaan we uit van de opvatting: Als je kinderen kunt verwekken, kun je ze ook opvoeden. Dat is een rare gedachte. Wil je in Nederland in een auto kunnen rondrijden, dan moet je eerst veel geld neertellen om rijvaardigheid te leren. Als het over opvoeding van kinderen gaat, redeneren we ineens anders. Dan denken we dat die vaardigheid nature in ons zit. In de meeste gevallen verloopt de opvoeding inderdaad aardig, maar vaak gaat het ook mis.”
De hoogleraar familie- en jeugdrecht bestrijdt dat ouders met een opvoedingscursus een staatsjuk krijgen opgelegd. „Het gaat er niet om dat de overheid ouders voorschrijft welke normen en waarden ze hun kinderen moeten bijbrengen. Wel is het goed dat ouders te horen krijgen welke mogelijke problemen er kunnen komen en welke eventuele oplossingen daarvoor zijn.”
Wat te denken van een tik voor de billen om kinderen tot de orde te roepen? Doek: „Ik vind het onzinnig om een pedagogische tik gezond te noemen, al kunnen er situaties zijn dat je een kind stevig moet beetpakken of ergens moet wegsleuren. Maar geweld mag je niet goedpraten. Kinderen verdienen respect. Als uw inktpot verkeerd op uw bureau staat, ga ik u toch ook niet de hersens inslaan?”
Al jarenlang pleit Doek ervoor om omstanders, zoals buren, te verplíchten kindermishandeling te melden bij justitie. In Nederland is die verplichting er niet. In landen als Amerika, Canada en Australië wel. „Ik besef dat zo’n meldingsplicht niet altijd zal werken, maar je geeft wel een signaal af. Als een kind ernstig wordt mishandeld, vind ik het ethisch onaanvaardbaar dat de buren hun mond houden.”
In de Wet op de jeugdhulpverlening is recent vastgelegd dat professionals zoals kinderartsen en schoolartsen het recht hebben kindermishandeling bij justitie te melden. Doek wijst erop dat er een „passende bescherming” moet zijn voor deze hulpverleners. „Een schoolarts moet later geen schadeclaims aan zijn broek kunnen krijgen omdat hij bepaalde signalen ten onrechte in verband heeft gebracht met kindermishandeling. Stel dat een meisje onder de striemen en blauwe plekken zit. De schoolarts heeft een vermoeden van kindermishandeling en schakelt justitie in. Later blijkt echter dat het kind van de trap is gevallen. Omdat de arts te goeder trouw heeft gehandeld, mag hij niet het gevaar lopen in een juridische procedure verzeild te raken.”
Politiek Den Haag discussieert momenteel over de vraag of bij álle gevallen van overlijden van kinderen het openbaar ministerie moet worden ingeschakeld. Nu is het nog zo dat alleen in verdachte gevallen het OM een onderzoek instelt. Doek pleit ervoor om in alle gevallen het OM te raadplegen. „Als je gaat selecteren, kun je ouders op de kast jagen. Bovendien is zo’n maatregel in het belang van de kinderen.”