Overheid kan zelf veel meer bezuinigen
Er valt veel te besparen op overheidsuitgaven, meent Bas Visser. En dat kan in deze tijden van noodzakelijke bezuinigingen geen kwaad.
In recordtijd presenteerden VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie eind vorige maand een pakket bezuinigingsmaatregelen. Dat bevat bijna alleen maar maatregelen die de gemiddelde Nederlandse consument meer geld gaan kosten. Stevige plannen voor bezuinigingen op onnodige (overheids)uitgaven ontbreken. En dat terwijl de overheid op diverse terreinen te veel geld uitgeeft.
Wat te denken van bijvoorbeeld een initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu om subsidie te verstrekken aan bedrijven om een mobiliteitsonderzoek te laten uitvoeren. Daaruit zou moeten blijken hoe bedrijven kunnen besparen op de reiskosten van hun medewerkers. Bedrijven kunnen het onderzoek laten uitvoeren door mobiliteitsadviesbureaus en die machtigen om een subsidievoucher bij het ministerie aan te vragen. Er zijn twee vouchers: een eenvoudige, die 1500 euro subsidie oplevert, en een uitgebreide, goed voor 4500 euro. Totale kosten voor de overheid: 3 miljoen euro.
Resultaat is een wildgroei aan allerlei slimme mensen die zich ineens mobiliteitsadviseur noemen en bedrijven benaderen om een mobiliteitsadvies uit te brengen. Daarbij laten ze weten dat het het bedrijf niets kost, want de adviseur wordt gemachtigd om een voucher aan te vragen en hij stuurt het, samen met zijn factuur, naar het ministerie. Zo’n advies zal vervolgens in 98 procent van de gevallen in een stoffige bureaulade verdwijnen. Want welke ondernemer in Nederland heeft inmiddels zelf geen maatregelen genomen om zijn personeelskosten te drukken?
Een ander voorbeeld. Een terminale patiënt met een levensverwachting van enkele weken wordt opgenomen in een hospice. Bij de opname krijgt hij voor een halfjaar medicijnen mee. Na een week overlijdt deze patiënt en worden de medicijnenvoorraad vernietigd of in het gunstigste geval naar het buitenland gestuurd.
Nog een voorbeeld. Iemand die al lange tijd dezelfde medicijnen gebruikt overlijdt op 2 april. Bij de apotheek staan nog medicijnen gereed voor de rest van de maand. Deze worden echter niet afgehaald. De apotheker stuurt op 10 april een rekening voor de medicijnen naar de nabestaanden, die de kosten weer declareren bij de verzekeraar. Die wil ze echter –terecht– niet vergoeden, omdat de factuurdatum na overlijdensdatum ligt. Hierop stelt de apotheker voor om een herziene factuur te maken met daarop de datum van 31 maart. Dit keer wordt hij wel vergoed.
Zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Het gevolg is dat de Nederlandse consument ieder jaar meer zorgpremie betaalt voor minder zorg en ook nog eens een hoger eigen risico heeft. Mogelijk is de zorg in Nederland 70 procent te duur.
Het zou goed zijn als ambtenaren en politici eens notie namen van de dagelijkse praktijk van de gemiddelde Nederlander. Die zit vaak vol ideeën voor goede bezuinigingsmaatregelen die niemand geld kosten. Hooguit moeten bovenvermelde adviseur en apotheker weer hun geld verdienen met eerlijk en hard werken. Maar dat is alleen maar goed voor de economie.
De auteur is in het bedrijfsleven werkzaam als financieel directeur.