Valse start van antiracismebeweging
Skinhead Nico Bodemeijer (16) stak precies twintig jaar geleden de 15-jarige Antilliaan Kerwin Duinmeijer in Amsterdam dood. De afschuwelijke moord werd aangegrepen om een rijkelijk gesubsidieerd netwerk op te zetten. „Als het een blanke was geweest had ik het ook gedaan.”
De verdachte moest nog berecht worden of links Nederland riep al dat er een racistische moord was gepleegd. De Amsterdamse burgemeester Van Thijn richtte samen met de familie Duinmeijer de Scholieren tegen Racisme op. De Afro-Amerikaanse dominee Jesse Jackson bracht een bezoek aan Amsterdam en riep het uit tot een racistische stad. Duizenden liepen mee in een stille tocht, waarbij op spandoeken stond te lezen: ”Wie is de volgende, Glimmerveen?”, een verwijzing naar een bekende neonazi.
Een hele Kerwin-cultus kwam op gang. Een popzanger schreef een succesvol lied over de moord. Er kwamen een Kerwin-monument, een Kerwin-button, een Kerwin-actieweek, een Kerwin-tombola en twee films.
In 1983 stond de antidiscriminatiebeweging nog in de kinderschoenen. De activisten grepen de moord met beide handen aan. In oktober 1983 ging in Rotterdam het eerste officiële bureau voor racismebestrijding, Radar, van start. Kort daarna werd op het Amsterdamse stadhuis een telefonisch Meldpunt Racisme ingesteld. Binnen het actievoerderswereldje werd het Antifascistisch Kollektief opgericht, een fanatieke groepering die zelfs de EO bij extreem rechts indeelde.
Zo ontstond een machtig gesubsidieerd netwerk van racismemeldpunten en actiegroepen die elke „foute” mening ogenblikkelijk afstraften. Ook voor geweld werd niet teruggeschrokken: In 1986 werd een bijeenkomst van de Centrumdemocraten en de Centrumpartij in Kedichem met brandbommen verstoord. Sindsdien is Wil Schuurman, de toenmalige secretaresse van kamerlid Janmaat, aan een rolstoel gekluisterd. De daders, die afkomstig waren uit de „antifascistische” beweging, voelden zich in hun recht staan na de dood van de zwarte jongen Kerwin.
Sinds de moord op Kerwin wordt zijn dood jaarlijks herdacht. De organisatie bestaat uit „een steeds wisselende groep mensen”, staat te lezen op de website van de Vrienden van Kerwin. Zoals zo vaak in radicaal-linkse kringen wordt de identiteit van deze mensen zo vaag mogelijk gehouden. Onderzoek wijst uit dat het gaat om het landelijke netwerk van antidiscriminatieclubjes, waarin veel GroenLinks’ers actief zijn.
Secretaris van de ”Vrienden van Kerwin” is Peter van de Wijngaart, een actieve GroenLinks’er uit Amsterdam. Ook een aantal van zijn partijgenoten was betrokken bij de herdenkingen. Zo was de organisatie in 1993 in handen van Dwars, de jongerenorganisatie van GroenLinks, die onlangs nog was betrokken bij een gewelddadig protest tegen extreem rechts. De stichting achter de herdenkingen heeft ook banden met de anoniem opererende onderzoeksgroep Kafka, die zwarte lijsten publiceert van vermeende rechts-extremisten.
Maar het racistische motief van Kerwins moordenaar is nooit bewezen. Dader Nico Bodemeijer zou later beweren dat hij de Antilliaan had vermoord omdat hij ruzie -„de grootste bonje”- met hem had. „Als het een blanke was geweest… jammer dan, maar dan had ik het ook gedaan.” Ook de rechter achtte een racistisch motief niet bewezen. Volgens hem was Bodemeijer, die werd veroordeeld tot jeugd-TBR, geestesziek. Een jeugdvriend van de moordenaar drukte het tegenover een journalist zo uit: „Nico is helemaal geflipt. (…) Zijn vader is half Joods en zat in een concentratiekamp. Z’n moeder is Duits, dat was één en al ellende daar thuis.”
Die feiten hinderden de antiracismebeweging niet bij het uitbouwen van haar netwerk. Ze maalde niet om de valse start.