„Meneer Van den Herik, heeft u er voor mij nog tien?”
Toen Henk van den Herik in 1978 als directeur patiëntenzorg van het Gorkumse Beatrixziekenhuis aan de slag ging, trof hij een vrij zorgwekkende situatie aan. Volgens een extern rapport was er heel veel mis met het verpleegkundig niveau, het materiaal liet te wensen over, er was te weinig personeel en de hygiëne was onder de maat. De nieuwe directeur liet deze zaken bepaald niet op zijn beloop. Binnen enkele jaren had hij de verpleegkundige dienst omgetoverd tot een goed geoliede machine en was er zowel binnen als buiten het ziekenhuis niets dan lof voor de inbreng van Van den Herik.
Daar lag het dus niet aan dat zijn positie ter discussie kwam te staan. Dat had overwegend te maken met een heel andere ontwikkeling, namelijk die op medisch-ethisch terrein. Zolang Van den Herik in de gezondheidszorg werkzaam was, rustte er op abortus een taboe. Het werd beschouwd als een misdadige handeling. Vandaar dat het ook wel criminele abortus provocatus werd genoemd. In zijn nabije omgeving had hij in een eerdere werkkring zelfs meegemaakt dat een gynaecoloog zijn bul was kwijtgeraakt omdat hij had meegewerkt aan een abortusingreep. Het werd ervaren als een blamage voor de medische stand.
Zo’n dertig jaar geleden begon de zaak te schuiven. Aanstaande moeders die het uitdragen van de zwangerschap niet zagen zitten, hoefden niet langer naar een speciale kliniek, maar konden terecht in het regionale ziekenhuis. Dat leidde tot een tweedeling in de gezondheidszorg. Werkers die uitgesproken pro life waren, voelden aankomen dat ze niet overal meer aan de slag konden. Ze gingen op zoek naar een veilige werkplek en in Gorkum was die er. Daar waren ze van harte welkom.
Van den Herik profileerde zich in die tijd sterk door het initiatief te nemen tot oprichting van Het Richtsnoer, een protestants-christelijke vereniging van prolifewerkers in de gezondheidszorg (later opgegaan in de RMU). Dat vestigde nog eens extra de focus op Gorinchem.
Het aanstellingsbeleid van de nieuwe directeur ontging het bestuur uiteraard niet. Al snel stond Van den Herik bij een deel van de bestuurders onder verdenking. De maat liep over toen er een meisje uit Staphorst had gesolliciteerd. Dat was een brug te ver. Hij werd er rechtstreeks op aangesproken. Maar hij weigerde het beleid bij te stellen, want hij wist dat niemand om het feit heen kon dat deze dames uitstekend voldeden. Nadat de proeftijd van het Staphorster meisje was verstreken, informeerde de directeur bij de hoofdzuster hoe ze het deed. „Meneer Van den Herik”, zei ze, „heeft u er voor mij nog tien?”
Zelfs een gunstige beoordeling van de landelijke inspectie mocht niet baten. De weerzin tegen zijn beleid begon toe te nemen. Vooral intern, want in de regio was er hoegenaamd geen weerstand. Een enquête in het bedieningsgebied leverde op dat het ziekenhuis weliswaar als christelijk werd gezien, maar dat weinigen daar problemen mee hadden. De verpleging en de zorg voor de patiënt konden op veel waardering rekenen.
Met name in het dagelijks bestuur lagen de kaarten duidelijk anders. Voorzitter van het bestuur was de Gorkumse burgemeester Vleggeert (PvdA), terwijl een andere zetel werd ingenomen door de feministische wethouder van Gorkum, José Hageman. Zij verklaarde in 1983 in een landelijke krant dat de kans op een abortusingreep in het Beatrixziekenhuis kleiner was dan ooit. Sinds de komst van Van den Herik waaiden er volgens haar „golven van onvervalst christendom door dit openbare ziekenhuis.” Hoewel er op de achtergrond nog een christelijke stichting fungeerde vanwege het feit dat het ziekenhuis ooit mede door de kerken in de regio was opgericht, verklaarde Hageman aan alles wat aan de christelijke identiteit herinnerde, de oorlog.
Hoe raak je in zo’n situatie een directeur kwijt wiens kleur en persoon je niet aanstaat? Het concept is oud en beproefd. Schakel een organisatiebureau in. Zo gebeurde het ook in Gorkum. De uitkomst luidde dat Van den Herik adjunct-directeur moest worden. Omdat hij zich op die manier niet wilde laten wegzetten, kon hij via de zijdeur vertrekken. Maar niet nadat er golven van onvervalste verontwaardiging door het ziekenhuis en door de regio waren gespoeld. Het boek dat Van den Herik recent over zijn leven heeft geschreven, is op dit onderdeel natuurlijk gekleurd, maar is zeker ook gebaseerd op harde feiten.
Doordat hij betrokken was bij het Richtsnoer en bij een prolifewerkgroep die het opnam voor gewetensbezwaarden, wist hij dat hij niet de enige was die in de problemen was geraakt. Achter de schermen blijkt zich nogal wat te hebben afgespeeld. Daar is relatief weinig over bekend. De tijden waren nog turbulenter dan in de media al is geschetst, zo laat het boek zien. Als dat nog eens goed in kaart wordt gebracht, zou dat een waardevol tijdsdocument opleveren. Ik weet niet of er ergens nog iemand een onderwerp zoekt voor een promotieonderzoek, maar dan is dit een aanrader. Nu het nog kan.
Mede n.a.v. ”Mijn weg door het leven”, door H. van den Herik; uitg. Printing Products, Hoogblokland 2012; ISBN 978 90 812907 0 8; 240 blz.; € 22,50.