Kerk & religie

Bloemen verbloemen

„Moeder hield van bloemen, maar niet bij haar begrafenis.” Een veelzeggend regeltje in een rouwadvertentie die ik onlangs onder ogen kreeg. Bloemen bij een begrafenis – een middelmatige zaak? Toch niet!

J. Mastenbroek
12 May 2012 11:01Gewijzigd op 14 November 2020 21:03
Foto ANP
Foto ANP

Laten we duidelijk zijn: de rouwadvertenties in het Reformatorisch Dagblad vermelden bijna zonder uitzondering het verzoek van de nabestaanden om geen bloemen te sturen. Bloemen hebben immers iets feestelijks. Ze kleuren de woonkamer en tonen iets van de heerlijkheid van de schepping. Ze horen bij een verjaardag of een jubileum.

In de gereformeerde traditie passen geen bloemen bij een droeve plechtigheid. Kort gezegd: dat is ‘onder ons’ géén gebruik. Toch komt het, zij het sporadisch, voor. Ik denk terug aan een begrafenis van een jonge man, jaren geleden alweer. Enkele familieleden hadden een losse bloem bij zich. Dat was voor de predikant die deze rouwplechtigheid leidde aanleiding om, hoewel hij vooraf erop had aangedrongen bloemen achterwege te laten, bij het zien daarvan aan het graf te spreken over een andere Bloem: de Roos van Saron.

In Rotterdam werd in augustus 1952 een ouderling van de Gereformeerde Gemeenten begraven. De toenmalige pastor loci, ds. M. Blok, leidde met veel opening de begrafenis. De overledene genoot grote achting bij zijn niet-kerkelijke directeur, met wie hij regelmatig over geestelijke zaken had gesproken. Deze man stuurde een grafkrans. De familie wist niet wat ze daarmee aan moest; de begrafenisondernemer had verzuimd om ”geen bloemen” op de rouwkaart te vermelden.

Ds. Blok werd om advies gevraagd. Nuchter reageerde hij dat men die krans maar gewoon op de kist moest leggen; het zou kwetsend zijn voor de gever ervan om het niet te doen. En… het was uiteindelijk een omissie van de uitvaartverzorger.

Eenzelfde nuchterheid legde ds. W. Hage, die laatstelijk de gereformeerde gemeente te Kruiningen diende, aan de dag. Hij leidde de begrafenis van iemand uit een ander kerkverband. Ook daar waren bloemen. Na afloop werd hem gevraagd of hij daarvan geen hinder had ondervonden. „Je weet hoe ik over bloemen op een kist denk. Daar moeten we zeker niet aan meedoen. Maar deze bloemen heb ik er niet gebracht en daarom deden ze me niets.”

Charles Haddon Spurgeon, de prins der predikers, overleed op 31 januari 1892 in de Franse plaats Menton. Op 11 februari volgde de begrafenis op Norwood Cemetery in Londen. Daarbij waren bloemen geen taboe. Achter de rouwkoets volgden twee koetsen, afgeladen met bloemen. Toen de overleden prediker de dagen daarvoor was opgebaard in de Metropolitan Tabernacle, de kerk waarin hij zo veel jaren en met zo veel zegen Gods Woord had uitgedragen, stonden er palmtakken naast de kist. Zijn weduwe had ze speciaal voor dit doel uit Menton meegebracht, zo werd mij meegedeeld door Spurgeonkenner dr. C. A. van der Sluijs.

Aan drs. A. Vergunst, die in Rotterdam ds. M. Blok als predikant opvolgde, werd op catechisatie de vraag gesteld hoe hij over bloemen bij een begrafenis dacht. Kernachtig was zijn antwoord: „Met bloemen vérbloemen!” Duidelijker kon het niet gezegd worden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer