Vrienden maken voor de eeuwigheid
Maandag vierden we Koninginnedag. Het was een mooie dag met heerlijk weer. Gelukkig hebben er zich tijdens het bezoek van de koningin aan Rhenen en Veenendaal geen nare incidenten voorgedaan. De koningin en haar familieleden oogden opgewekt. Toch wist iedereen van het verdriet dat zij met zich meedragen. Vrolijkheid en verdriet waren tegelijk aanwezig. We zagen prins Willem-Alexander die nog aan het toeleven is naar zijn bloeitijd, de periode van het koningschap waar hij zich al jaren op voorbereidt. Zijn jongere broer, prins Friso, zagen we niet. Hij heeft de ‘bloeitijd’ van zijn (maatschappelijke) leven al achter de rug.
Zo moet ik nog vaak denken aan een oud-collega. Hoewel zij tien jaar ouder was dan ik, begonnen we min of meer tegelijkertijd aan een managementloopbaan in de gezondheidszorg. Zij was een jaar voor mij toegetreden tot het managementteam. Ik heb veel van haar geleerd dankzij haar bereidheid om tijd in mij te investeren. We hebben veel met elkaar gesproken. Vaak was dat gezellig, soms ook iets minder als we ergens stevig van mening over verschilden.
Allebei werkten we hard. We hadden er plezier in en verwachtten nog jarenlang werkzaam te zijn. We stonden nog maar aan het begin en keken uit naar de echte bloeitijd, om als ervaren manager onze bijdrage aan de gezondheidszorg te kunnen leveren.
Een paar jaar geleden is zij overleden na een ernstige ziekte. Haar bloeitijd in dit maatschappelijk leven bleek veel korter dan we beiden hadden gedacht. Sindsdien loop ik in leeftijd feitelijk op haar in. Nog even en ik ben net zo oud als zij was toen de ziekte zich bij haar openbaarde. Wat gaat de tijd hard, het is maar even!
Mijn oud-collega leeft nu in een totaal ander perspectief. Op haar sterfbed mocht zij schuilen in de schuilplaats van de Allerhoogste. Ik ben nog hier, maar haar sterven plaatst mijn leven ook in een ander perspectief; ook mijn einde nadert. Wat betekent dat voor mijn leven in het hier en nu?
Ik moet denken aan die eigenaardige gelijkenis over de onrechtvaardige rentmeester. Die man had er een potje van gemaakt en kreeg te horen dat hij uit zijn functie zou worden gezet. We begrijpen de gelijkenis wel als het gaat om verantwoording te moeten afleggen over je rentmeesterschap. Dat weten we allemaal. Alles wat we hebben, hebben we ontvangen; we zijn slechts rentmeester. Eens zullen wij ons verantwoorden over de manier waarop we zijn omgegaan met dat wat ons is toevertrouwd: zowel tijd als gaven en bezittingen.
Het vreemde zit hem in het vervolg. Alsof het al niet erg genoeg is wat hij had gedaan, slaat deze rentmeester ook nog eens flink aan het frauderen en in plaats van dat zijn heer daar helemaal laaiend om wordt, prijst hij hem.
Het naderende einde van zijn loopbaan had deze man, die alleen maar voor zichzelf leefde, aan het denken gezet. Hij dacht na over de toekomst en werd zo in één keer losgemaakt van het geld waar hij zo aan vastzat. Hij ging ‘zijn’ geld (dat zijn geld niet eens was) investeren in de toekomst. Hij ging er vrienden mee maken, opdat die hem na het einde van zijn loopbaan hartelijk zouden ontvangen.
Wat is dat een heerlijke bevrijding als het naderende einde je zo vrijmaakt van dingen die je altijd gevangen hebben gehouden. Geld kan zo’n verslavende macht zijn. Ik ken weinig mensen die zo bezorgd zijn om hun geld, als juist zij die veel geld hebben. Maar er zijn natuurlijk meer dingen die ons kunnen binden: het najagen van een hogere functie, een groter huis, een ontspannen leven na je pensioen en al die dingen waarin wij ‘onze’ tijd (die niet eens onze tijd is) kunnen investeren.
Laten wij ‘onze’ tijd en ‘ons’ geld besteden om vrienden te maken die ons, zoals er staat, zullen „ontvangen in de eeuwige tabernakelen” (Lukas 16:9). Mensen die ons aan de hemelpoort zullen verwelkomen, omdat wij in dit leven hun lasten hebben laten verminderen. Leven in dat perspectief bevrijdt van zorgen en geeft een vreugde die niet zal eindigen, want het is zaliger te geven dan te ontvangen.
De auteur heeft een managementfunctie in een ziekenhuis.