In het China van 2012 is niets zoals het lijkt
China is een verwarrend land. Wat het op een bepaald moment ook moge lijken, het is tegelijk het tegenovergestelde, schrijft Joann Pittman.
Om het hedendaagse China te begrijpen kan deze eenvoudige regel helpen: niets is wat het lijkt. Volgens mij geldt deze regel bij het observeren en analyseren van bijna alle onderdelen van het leven in China: politiek, economie, sociale betrekkingen en zelfs godsdienst. Voor westerlingen kan dit moeilijk zijn, omdat we geneigd zijn te denken in tegenstellingen. Wij willen dat iets óf dit óf dat is. We kunnen niet goed omgaan met dit én dat.
In zijn boek ”China Road” verwoordt Rob Gifford adequaat de verwarring en verbijstering die mensen die bij China betrokken zijn overkomt: „China gooit mijn gedachten dagelijks overhoop. De ene dag denk ik dat het land werkelijk de wereldmacht gaat overnemen en dat de Chinese regering het bijzonderste gaat doen wat de wereld ooit gezien heeft. (…) De volgende dag lijkt alles op zand gebouwd en verwacht ik dat alles om ons heen ineen zal storten.”
Als illustratie bij dit uitgangspunt zou ik graag acht mythes of misvattingen over China voor het voetlicht willen brengen die vandaag de dag breed leven.
Mythe 1: China is een communistisch land
Met ”communistisch” bedoel ik hier een communistisch of marxistisch geloofssysteem. Ook al blijft de Chinese Communistische Partij met zijn 72 miljoen leden krachtig aan de macht, de werkelijkheid is dat het communisme niet langer een samenbindende ideologie is. Vandaag de dag is China in wezen een consumptiemaatschappij. Ieder mens is aangelegd op het krijgen van meer bezit, en de Chinezen zijn in dat opzicht niet anders. De economische hervormingen van de achterliggende dertig jaar hebben de levensstandaard van de meeste Chinezen fors doen stijgen en de Chinese participatie in de wereldeconomie betekent dat alles voor geld te koop is. De meeste Chinezen houden zich vandaag de dag bezig met het verbeteren van hun economische omstandigheden en/of het vermeerderen van welvaart.
Mythe 2: China is een kapitalistisch land
Kapitalisme verwijst hier naar een specifiek economisch systeem waarbij de productiemiddelen in private handen zijn. Weliswaar bloeien particuliere ondernemingen in China, maar veel sectoren blijven onder controle van de staat – waaronder cruciale sectoren zoals onderwijs, media, natuurlijke hulpbronnen en transportsystemen.
De officiële manier waarop de Chinezen hun systeem beschrijven is: ”socialisme met Chinese kenmerken”. In antwoord op vragen hierover zeggen Chinese vrienden gewoonlijk: „Het betekent kapitalisme, maar bij dat woord voelen we ons nog steeds niet prettig.”
In werkelijkheid beschrijft deze term een systeem waarbinnen de economie steeds meer volgens vrijemarktprincipes wordt vormgegeven, maar het politieke systeem blijft autoritair.
Mythe 3: China is een welvarend, modern land
Aangezien de meeste mensen die China bezoeken hun tijd in steden doorbrengen, is dit gewoonlijk de overweldigende indruk die ze krijgen. En zeker, veel steden zijn ook extreem welvarend en modern. Uitstapjes naar het platteland maken echter een andere realiteit zichtbaar, namelijk dat China nog steeds in grote mate een land in ontwikkeling is. Miljoenen mensen leven in armoede, met een levensstijl die weinig verschilt van die van hun voorouders een eeuw geleden. Recente statistieken wijzen erop dat slechts 24 miljoen mensen in China meer dan 2000 yuan (zo’n 240 euro) per maand verdienen, het minimumbedrag waarover belasting moet worden betaald. Met andere woorden: meer dan 1 miljard Chinezen verdienen nog altijd minder dan 2000 yuan per maand.
Mythe 4: China is een arm, achtergebleven land
China heeft veel kenmerken van een opkomend modern land. Er is extreme welvaart; enkel in de VS wonen wereldwijd bezien meer miljardairs dan in China. Het land heeft een ontwikkeld telecommunicatiesysteem met meer dan 900 miljoen gebruikers van mobiele telefoons. China heeft een ambitieus ruimteprogramma dat erop gericht is om in 2025 een mens op de maan te zetten. Dit zijn geen kenmerken die passen bij een arm en achtergebleven land.
Mythe 5: Mensen worden streng onderdrukt
Ooit was angst het overheersende kenmerk in het leven van Chinezen, maar vandaag de dag is de werkelijkheid compleet anders. De staat trekt zich meer en meer terug uit de persoonlijke levenssfeer –let op: niet geheel, zoals de eenkindpolitiek laat zien– en mensen hebben veel keuzes die er tien of vijftien jaar geleden nog niet voor hen waren, bijvoorbeeld het kiezen van een studierichting en een baan, het kopen van een auto en een huis en het maken van buitenlandse reizen.
In bepaalde opzichten heeft de regering een deal gesloten met het volk: we geven jullie de ruimte en vrijheid om economisch succesvol te zijn, en jullie laten de politiek aan ons over. „Zolang je de overheid niet uitdaagt, kun je alles doen en zeggen”, zo omschreef een vriend het me eens. Het is ook belangrijk om te bedenken dat Chinezen heel patriottistisch zijn en veel van hun land houden.
Mythe 6: mensen leven in vrijheid
Vandaag de dag genieten Chinezen veel persoonlijke vrijheden, maar die strekken zich niet uit tot de politieke sfeer. De vrijheid van meningsuiting is ernstig beperkt; er is geen ruimte voor kritiek op de regering of de Communistische Partij. Burgers zijn niet betrokken bij het kiezen van de leiders; die worden aangesteld en geselecteerd binnen het personeelssysteem van de partij.
Verder, aangezien het juridische systeem van China zwak is en de partij daarbuiten (en daarboven) staat, zijn mensen vaak een speelbal van de grillen van plaatselijke politieke leiders die aan niemand rekenschap verschuldigd zijn.
Mythe 7: vervolging is de normale ervaring voor aanhangers van alle soorten geloof
Veel mensen denken ten onrechte dat in China geen godsdienstige activiteit is toegestaan en dat gelovigen (in het bijzonder christenen) streng worden vervolgd. In de jaren vijftig tot tachtig was dat inderdaad zo, maar vandaag de dag is vervolging voor de meeste gelovigen niet de normale ervaring.
De achterliggende dertig jaar hebben allerlei godsdiensten een aanzienlijke herleving doorgemaakt. Er zijn in China vijf ”toegestane godsdiensten”: boeddhisme, taoïsme, islam, protestantisme en rooms-katholicisme. Het is moeilijk om accurate getallen te krijgen, maar het boeddhisme claimt de meeste aanhangers, en daarna volgt het protestantisme (misschien 50 tot 70 miljoen).
Het christendom is de snelst groeiende godsdienst, en die groei vindt zowel plaats in geregistreerde als niet-geregistreerde kerken. Daarnaast lijkt de rol die de kerk in de maatschappij inneemt, groter te worden. De kerk heeft mogelijkheden om aan sociale en humanitaire noden tegemoet te komen. Behalve de toegestane godsdiensten is ook Chinees traditioneel volks- en bijgeloof gangbaar, in het bijzonder op het platteland.
Mythe 8: er is godsdienstvrijheid
Terwijl de regering zegt dat ze „vrijheid van geloof” biedt, behoudt ze zich het recht voor om de grenzen te stellen waarbinnen godsdienstige activiteiten kunnen worden ontplooid. Die grenzen verruimen en vernauwen zich in een reactie op de politieke omgeving. Op godsdienstige activiteiten wordt toegezien door het Staatsbureau van Godsdienstige Zaken en de patriottische Drie-zelfbeweging. Alle godsdienstige activiteiten moeten worden geregistreerd en goedgekeurd, en niet-geregistreerde groepen worden vaak getreiterd en/of tot sluiting gedwongen. De regering is bang om concurrerende ideologieën en geloofssystemen die een bedreiging zouden kunnen vormen, de ruimte te geven.
Wie dit alles verwarrend vinden, moet ook deze opmerking van Rob Gifford overwegen: „Als dit je niet verwart, dan heb je eenvoudigweg niet opgelet.”
De auteur woont sinds 1984 in China en schrijft en geeft trainingen over leven in een andere cultuur. Dit artikel is overgenomen van de weblog van The Gospel Coalition.