Oorlogsboeken die kinderen een schok (willen) geven
De een schreef losse verhalen over belangrijke thema’s uit de Tweede Wereldoorlog. De ander nam een stukje onbekende, naoorlogse geschiedenis als basis voor haar nauwkeurig uitgewerkte boek. Carl Wessel en Anna Woltz schreven boeken die opvallen om heel verschillende redenen.
Carl Wessels ”Nooit weer!” wil een boek zijn dat in het oog springt. Allereerst door het afwijkende formaat. Maar het moet in meer opvallen, blijkt uit het woord vooraf: „Je hebt een bijzonder boek in handen.”
Als leerkracht heeft Wessel de tien oorlogsverhalen in deze bundel verteld aan zijn klas. Hij hoopt dat de verhalen door hun onverwachte eind een schok geven en dat kinderen erover blijven nadenken.
Zo vindt in het verhaal over onderduiken een Duitse soldaat achter een strobaal een Joods meisje. Maar in plaats van dat het meisje wordt opgepakt, knipoogt de soldaat vriendelijk naar haar en duwt de strobaal weer terug. Want: „Hij denkt aan thuis. Aan zijn eigen dochtertje van zeven jaar.”
In het verhaal over verzet wordt de vraag gesteld wanneer je eigenlijk een held bent. Janny begrijpt haar vader niet, omdat hij gelooft dat God de Duitsers naar Nederland heeft gestuurd, omdat „ons volk zwaar en diep gezondigd heeft.” Tegen deze straf van God durft vader zich niet te verzetten. Janny helpt het verzet juist wel, door bonkaarten te vervoeren. Wanneer de Duitsers bonkaarten vinden en vragen van wie die zijn, zegt vader: „Van mij.” De laatste woorden in dit verhaal zijn van moeder: „Zie je wel dat je vader toch een held is?”
Niet elk eind is even sterk, maar de bedoeling van Wessel is duidelijk: oorlog is niet fijn en het loopt ook niet altijd goed af. Het boek is geschikt voor de bovenbouw van de basisschool (en niet „vanaf 12 jaar”), maar een jonge lezer zal niet snel zelf nadenken over het mogelijke vervolg. Losse verhalen zijn ook niet favoriet bij de jeugd. De verhalen kunnen wel een goede aanleiding zijn voor een kringgesprek. En waarom ze als leerkracht niet gebruiken voor een ‘ouderwetse’ vertelling?
Nadeel van de losse verhalen, allemaal over belangrijke momenten uit de oorlog, is ook dat je als lezer elke keer slechts vluchtig kennismaakt met de hoofdperso(o)n(en). Een stukje karakterschets blijft achterwege, waardoor de verhalen af en toe wat warmte en sfeer missen. Ook zijn de verhalen, op soms het eind na, redelijk voorspelbaar. Maar al lezend of luisterend zal iedereen regelmatig getroffen worden door het wrede van de oorlog. Daarom de duidelijke titel van dit boek: ”Nooit weer!”
Anna Woltz schreef een heel ander boek. In ”Ik kan nog steeds niet vliegen” ligt de nadruk op de karakters. Centraal staat geen belangrijk moment uit de oorlog zelf, maar de periode kort erna. Juist zo’n verhaal kan een schok geven omdat het een andere kant laat zien: dat de oorlog niet meteen over is, terwijl die wel voorbij zou moeten zijn.
In de zomer van 1945 gaan Nederlandse kinderen drie maanden naar Deense gastgezinnen, om aan te sterken na de Hongerwinter. Tijdens de heenreis ergert de dertienjarige Luuk zich aan de twaalfjarige Ida. Waarom wil ze per se naar buiten kijken, als ze door Duitsland rijden?
In het boerengezin waar ze samen worden geplaatst, genieten ze van de uitgebreide maaltijden. Vooral Luuk mag steeds meer met Kirsten, de zestienjarige dochter, en haar twee broers meehelpen op de boerderij.
Op een dag gaat het fout tussen Ida en Luuk. Na een knallende ruzie, vol verschrikkelijke verwijten, vlucht Ida ’s nachts het huis uit. In het westen van Denemarken is een kamp met duizenden Duitse vluchtelingen (gevlucht voor het Russische leger). Verblind door wanhoop hoopt ze haar vader, die in Duitsland moest werken, daar te vinden.
Afwisselend wordt vanuit het perspectief van Ida en Luuk geschreven, waarbij Woltz de kunst verstaat om in de huid van de hoofdpersonen te kruipen. Als lezer word je meegenomen in de boosheid, de wanhoop en de blijdschap van Ida en Luuk.
Gaandeweg het verhaal wordt het geheim van Ida ontrafeld en gaat Luuk begrijpen waarom ze de Deense boer geen ”Far” (vader) wil noemen. Ook de titel van dit boek krijgt steeds meer betekenis. Zo zegt Ida: „Vijf jaar lang dacht ik, als de oorlog voorbij is kan ik vliegen.”
Woltz heeft een ontroerend en op feiten berustend verhaal geschreven, waarbij ze ook nog eens een prachtige stijl van schrijven heeft. Ze brengt een onbekend stukje naoorlogse geschiedenis tot leven, waarbij ze de thema’s verdriet en de moed om dit verdriet te verwerken, mooi uitwerkt.
Boekgegevens
”Nooit weer!”, Carl Wessel; uitg. Gebr. Koster, Barneveld, 2011; ISBN 978 90 5551 638 4; 93 blz.; € 9,90;
”Ik kan nog steeds niet vliegen”, Anna Woltz; uitg. Leopold, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 258 6029 5; 176 blz.; € 14,95.