„Kwaad word ik over antisemitisme op scholen”
Met de jaarlijkse „massale” Nationale Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam heeft ze niet veel. Liever gaat Elise Friedmann, antisemitismeonderzoeker bij het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI), naar bijvoorbeeld de bijeenkomst in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, vanwaar Joden werden weggevoerd. „Zo’n herdenking is persoonlijker.”
De massaliteit tijdens de dodenherdenking op de Dam staat Friedmann tegen. „Ik ben er nog nooit bij geweest. Ik herinner me dat ik als kind de dodenherdenking op de Dam via tv volgde en dacht: Nu moet ik zeker twee minuten treurig zijn?”
Bezwaren heeft ze bij het „onduidelijke karakter” van de Nationale Dodenherdenking. „Voorheen werden alleen mensen herdacht die het slachtoffer waren van het nationaalsocialisme. Joden, soldaten, slachtoffers van bombardementen, gijzelaars, verzetsmensen. Later kwamen daar ook militairen bij die in andere oorlogen waren gesneuveld. Dat maakt die herdenking diffuus en onduidelijk. Natuurlijk mogen bijvoorbeeld veteranen stilstaan bij hun missies in latere oorlogen. Maar doe dat op aparte herdenkingen.”
Dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei van plan was op 4 mei een gedicht over een lid van de Waffen-SS te laten voorlezen, vindt Friedmann „echt te ver gaan.”„Nota bene een SS’er. Je kunt niet zeggen dat hij een slachtoffer is van het nationaalsocialisme.”
Foto’s
Om omgekomen Joden te herdenken, bezoekt Friedmann vrijwel jaarlijks de Auschwitzherdenking in Amsterdam. „Die is persoonlijker en veel minder grootschalig.” Ook woont ze meestal de jaarlijkse Jom Hasjoaherdenking bij. Op die dag worden wereldwijd de slachtoffers van de Holocaust herdacht. Friedmanns moeder verloor „vrijwel haar hele familie, ooms, tantes, neefs en nichtjes.”
Persoonlijke herinneringen maken de meeste indruk, beklemtoont Friedmann. Ze verwijst naar de tentoonstelling ”In memoriam” in het Amsterdamse Stadsarchief. Daar zijn foto’s te zien van vermoorde Joodse kinderen uit Nederland. „De slachtoffers krijgen een gezicht. Mijn moeder vroeg of ik wilde kijken of er ook foto’s van haar vermoorde lievelingsneefjes Maupie en Jupie bij waren. Die afbeeldingen waren er niet, maar ik ontdekte wel de babyfoto van een ander omgebracht neefje, Jules Pinto. Zo kwam ik erachter dat een ver familielid een fotoboek had gemaakt. Daarin stonden foto’s van mensen die mijn moeder kende. Ze was daar heel blij mee.”
Intussen maakt Friedmann zich zorgen over antisemitisme. Jodenhaat onder bijvoorbeeld allochtone jongeren, maar ook bij autochtone Nederlanders. „Als je de pieken aan antisemitische uitingen na militaire acties van Israël buiten beschouwing laat, is mijn indruk dat het reguliere antisemitisme door de jaren heen sluipenderwijs toeneemt. Denk aan incidenten met de buurman, op school, op het werk. Antisemitisme wordt steeds normaler. Kort na de oorlog was het ondenkbaar dat in een voetbalstadion ”Joden aan het gas!” werd gescandeerd. Kwaad word ik altijd over antisemitisme op scholen. Een Joodse jongen van een jaar of veertien uit Amsterdam werd al een hele poos door een groepje jongeren gepest. Ze tekenden bijvoorbeeld een hakenkruis op hun arm en hielden die arm onder zijn neus. De leider van de groep pesters dreigde dat hij de jongen dood zou steken voor de ogen van diens moeder. Ik heb geadviseerd aangifte te doen van bedreiging. Aanvankelijk wilde de school de gepeste jongen in een andere klas plaatsen. Daar hebben we tegen geprotesteerd. Uiteindelijk is de pester overgeplaatst. Onlangs nog belde ik met de moeder van de Joodse jongen. Helaas gaat het nog steeds niet goed met hem.”
Vreselijke vergelijking
Friedmann vindt het akelig als in discussies over bijvoorbeeld Wilders het lot van moslims in Nederland wordt vergeleken met de positie van de Joden in de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog. „Een vreselijke vergelijking. Moslims hoeven niet met een gele ster rond te lopen, ze kunnen de tram en het park in. En ze worden al helemaal niet vermoord.” Soms kan een vergelijking met de nazitijd wél nuttig zijn, zegt Friedmann. „Denk aan Srebrenica. Ook daar werden mensen geselecteerd om te worden vermoord. En ook daar stonden mensen die niet ingrepen.”