Het betreft een juridisch advies over de onderhandelingen met de Verenigde Staten over het verstrekken van bankgegevens van EU-burgers. Dat overleg leidde in 2010 tot het zogenoemde SWIFT-akkoord. De Amerikaanse autoriteiten willen de bankgegevens voor hun strijd tegen het terrorisme.

Op haar verzoek kreeg In ’t Veld een bewerkte versie van het document. Maar zij eiste toegang tot alle gegevens en stapte in 2009 naar de rechter. Zij vindt dat het advies van de juridische dienst van de 27 EU-lidstaten over SWIFT openbaar moet zijn. Ze sluit niet uit dat er kritische opmerkingen in de papieren stonden.

Maar volgens de rechters in Luxemburg hoeven de lidstaten niet alles uit het document te onthullen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de specifieke inhoud van de destijds geplande overeenkomst of de onderhandelingsstrategie.

In ’t Veld vindt dat er meer openheid van zaken moet zijn, bijvoorbeeld om te voorkomen dat regeringen een deal doordrukken zonder „democratische controle” door het Europees Parlement. Ondanks het feit dat ze gedeeltelijk in het ongelijk werd gesteld, bestempelt ze de uitspraak van het hof als „niet zo slecht.” Volgens haar zal het overgrote deel van de inhoud moeten worden vrijgegeven.