Joodse vrouw keerde terug naar Ophemert
OPHEMERT – Rachel Groenhof-Kalker (90) neemt morgen het eerste boek over het Joodse verleden van Ophemert in ontvangst. Er bestaat niet alleen aandacht voor deze uitgave, ook voor Groenhofs levensverhaal is volop belangstelling. Groenhof-Kalker relativeert de aandacht. „Best, als ze het leuk vinden om iets van mij te weten te komen.”
Tjeerd Vrij beschrijft in ”Het Joodse verleden van Ophemert” hoe rond 1800 de eerste Joodse gezinnen zich vestigden in het dorp aan de Waal. Op haar hoogtepunt telde de gemeenschap zeven families, die hun brood verdienden als kleine ondernemers.
In 1850 werd aan de Waalbandijk een synagoge gebouwd, de spil waaromheen de Joodse gemeenschap haar identiteit vorm probeerde te geven.
Het boek vertelt over het vooroorlogse leven van de Joden in Ophemert. Over het zwoegen om de kost te verdienen en –minstens zo lastig– de moeizame pogingen een geschikte huwelijkspartner te vinden. De uitgave eindigt in april 1943, als een bus het laatste Joodse gezin in Ophemert ophaalt voor transport naar kamp Vught: vader en moeder Kalker met hun kinderen, onder wie Rachel.
Rachel Groenhof-Kalker vertelt desgevraagd meer over die periode en over de tijd erna. Zij was het ook die de auteur talloze feiten en verhalen leverde voor ”Het Joodse verleden van Ophemert”. Rachel –„ze noemden me Ro”– werd door haar ouders vlak voor de oorlog naar Amsterdam gestuurd, omdat ze omging met Gerrit Groenhof, haar latere man, Gerrit Groenhof. Haar ouders hadden moeite met het „gescharrel” van de verliefde jongelui. „Gerrit was niet van Joodse afkomst. Dat kan niks worden, vond mijn familie. Vandaar dat ik naar kennissen in Amsterdam werd gestuurd.
In februari 1941 was Ro voor een weekendje thuis in Ophemert. Ze had haar buik vol van het gevaarlijke en roerige Amsterdam, waar net een staking aan de gang was. „Joden werden opgepakt, en ik wilde niet meer terug. Dan gaan jullie zelf maar, zei ik tegen mijn ouders. Ik kon mijn moeder helpen in het huishouden en mijn vader met het wegbrengen van vlees.”
Ro bleef dus in Ophemert. Tot het gezin Kalker in april 1943 werd opgeroepen om naar Vught te gaan. „Ik weet nog dat het een mooi voorjaar was. De erwten en peulen stonden al boven de grond. Onderduiken? Dat vond vader te riskant.”
Ro en haar zus Jet verbleven veertien maanden in Vught. Haar ouders, broer en zussen werden doorgestuurd naar andere kampen, waar ze overleden. Ro en Jet gingen bij Philips aan de slag om radio’s te maken. „Vooraan begonnen we met niks, achteraan luisterden we naar de Engelse zender. Om halfvijf aten we stampot van Philips. Je kreeg lekker eten als je in Vught zat. We hebben mazzel gehad.”
Hoewel Philips de arbeiders zo veel mogelijk beschermde, werden Ro en Jet toch op transport naar Auschwitz gezet. Ook daar hadden ze „geluk”, want ze konden in een fabriek van Telefunken aan de slag. Zo overleefden ze de oorlog. In september 1945 keerde Rachel in Ophemert terug. Een jaar later trouwde ze met Gerrit. „Hij had op me gewacht. We werden Ro en Groentje genoemd, en dat is altijd zo gebleven.” In 1947 liet ze zich dopen in de Hervormde Kerk. „Mijn ouders hadden gezegd: Als jullie anders willen, is dat goed.” In 2001 overleed Groenhofs zus Jet, op 23 oktober 2003 haar man Gerrit.
Burgemeester Van Hedel overhandigt morgen het eerste exemplaar van ”Het Joodse verleden van Ophemert” aan Groenhof-Kalker. „Vroeger werd er nooit over dit onderwerp gesproken, tegenwoordig krijgt het steeds meer aandacht. Ik vind dat best”, aldus de inwoonster van Ophemert.
Met dezelfde nuchterheid spreekt ze over het verleden. „Ik heb er eigenlijk geen last van gehad. Dat kwam ook omdat ik er goed over kon praten. Gebeurd is gebeurd, om daar nou je hele verdere leven over te blijven zeuren.”