De monniken van Bad Doberan vergaten de soberheid
Verscholen achter statige huizen en hoge bomen ligt het pronkstuk van Bad Doberan: een kerk opgetrokken uit 4 miljoen bakstenen.
Het Noord-Duitse stadje Bad Doberan heeft als badplaats van de Mecklenburgse hertogen de nodige allure. Statige panden staan in een wijde kring rond het stadspark in het centrum. Hier zochten in vroeger dagen de vorsten ’s avonds vertier en brachten ze de nacht door nadat ze overdag in Heiligendamm naar zee waren geweest.
Maar de neoclassicistische gebouwen uit de negentiende eeuw kunnen niet op tegen het ommuurde middeleeuwse kloostercomplex met zijn münster ofwel kloosterkerk.
„Dit is de plek waar volgens de overlevering de geschiedenis van Bad Doberan is begonnen”, vertelt Martin Heider, als beheerder verantwoordelijk voor het gebouw, eventuele restauraties, de inkomsten en de pr. „Het verhaal wil dat vorst Nikolaus von Rostock een nieuwe bouwplaats voor het klooster zocht nadat het eerste was vernietigd. Op de plaats waar hij tijdens de jacht een hert zou schieten, zou het nieuwe klooster verrijzen. De hertog doodde het hert op de plaats waar nu het klooster staat. De monniken hadden zo hun twijfels omdat de grond moerasachtig was, maar toen een zwaan uit het struikgewas opvloog en ”dobr, dobr” schreeuwde, Slavisch voor ”goed”, was dit voor de monniken als het ware een teken uit de hemel om toch voor deze plek te kiezen. De naam van onze stad Doberan is hiervan afgeleid. Doberan is Slavisch voor goede plaats.”
Mecklenburg, de deelstaat waarin Bad Doberan ligt, werd pas laat gekerstend, aldus Heider. Volgens de beheerder hangt dit samen met de ligging van het gebied. „De streek was voor de Slavische volken die hier leefden vanwege zijn ligging goed te verdedigen: in het westen stroomt de rivier de Elbe, in het oosten de Neisse en in het zuiden zijn er de talrijke meren en moerassen. Dat leidde ertoe dat deze regio pas in de twaalfde, dertiende eeuw werd gekerstend.”
Het kloostercomplex is zonder meer bijzonder, onder andere door de 1400 meter lange ringmuur die dateert uit 1290 en nog bijna volledig intact is. Verder zijn er nog de drie poorten die toegang geven tot het terrein en de verschillende bijgebouwen, zoals een knekelhuis, genaamd de Michaelkapel waar gestorven monniken in de kelder werden bijgezet.
Heider loopt naar een gebouw waarvan alleen de muren nog overeind staan. „Er zijn plannen om dit onderkomen weer volledig te restaureren. Hier bevonden zich een brouwerij, een wasserij en de eetzalen. De kolossale omvang vormt een bewijs van de economische kracht van de monniken, voor wie akker- en tuinbouw de belangrijkste bronnen van inkomsten waren.”
Steenrijk moeten de monniken zijn geweest, aldus Heider. De monniken waren cisterciënzers, volgelingen van Bernardus van Clairvaux (1090-1153), de Franse abt die onder andere eenvoud en soberheid preekte. „Waarschijnlijk is de rijkdom hen naar het hoofd gestegen, want de inrichting van de kloosterkerk is misschien niet overdadig, maar is toch zeker niet sober en eenvoudig te noemen.”
Heider loopt de kerk binnen, waarvan de enorm hoge rode bakstenen muren, met daarboven wit pleisterwerk en blauwe kleurrijke gewelfribben direct in het oog springen. Heider: „Ongemerkt gaat de blik omhoog, richting de hemel. Zo is het ook bedoeld. De kleuren rood, wit en blauw waren in de middeleeuwen overigens de kleuren van Maria.”
Langs een muur zijn de grafplaten van de abten opgehangen. De platen van de eerste abten Martin I, gestorven in 1339, en Jacobus, overleden in 1361, zijn sober uitgevoerd. Alleen hun naam en een eenvoudige herdersstaf sieren de platen. Maar gaandeweg worden de grafplaten meer versierd. „Zoals ik al zei, de monniken gingen meer voor luxe.” Hij wijst naar de rijk gedecoreerde platen van onder anderen de abten Johannes Wilkens en Franz Meyne. „Dit lijken geen gewone abten meer, maar eerder welgestelde bisschoppen.”
Heider wijst naar de glas-in-loodramen van de kerk. „Normaal gesproken kennen de kerken van de cisterciënzers geen gekleurd glas, maar de münster van Bad Doberan heeft die wel. Bernardus van Clairvaux zei tegen de monniken: „Reinig je ogen en zie het zuivere licht.” Het licht moest volgens hem door helder glas naar binnen komen. Maar deze kerk had al in de veertiende eeuw glas-in-loodramen.”
In 1552 deed de Reformatie Bad Doberan aan. De kerk ging zonder slag of stoot over in handen van de lutheranen. Heider (hij kerkt op zondag in de evangelisch-lutherse kloosterkerk): „Hier hebben we geen Beeldenstorm gehad. Dus bleven de kerk en haar interieur intact.”
Ondertussen wijst de beheerder naar een groot kruis dat midden in de kerk hangt. Aan het hout bevinden zich groene bladeren. „Het kruis stelt de levensboom voor. En dat is eigenlijk een heel mooie gedachte. Het is afgeleid van de woorden van Jezus in Johannes 15: „Ik ben de Wijnstok, en gij ranken.””
Het interieur van de kerk is volledig authentiek, inclusief het altaar en de dertiende-eeuwse houten banken van de monniken. Heider wijst naar de kunstig gesneden de zijkanten van de banken. „Een bank toont een scène waarin de duivel een broeder probeert te verleiden. De inscriptie luidt: „Broeder, wat doe je hier, kom met me mee!” Het krachtige antwoord luidt: „Aan mij zul je niets kwaadaardigs vinden, jij walgelijk beest, laat me met rust!””
Heiders pronkstuk is een 1,5 meter hoge houten kast uit 1310 waarin vroeger de bekers voor het avondmaal werden bewaard. Hij opent de kast en laat de beschilderde deuren aan de binnenkant zien. „Op de ene deur is Abel met een lam afgebeeld, op de andere Melchizedek met een kelk als teken van de offerdood van Christus. Dit schilderwerk is nog volledig origineel. Het is schoongemaakt, maar heeft nooit een kwast verf gehad.”
Heider beheert geen kerk, zo lijkt het althans, maar een schatkist. „En dit is toch echt een kloosterkerk van de cisterciënzers. Mensen wijzen dan naar de torenspits, want die mochten de gebedshuizen van deze kloosterorde niet hebben, maar die is pas in de negentiende eeuw door de vorsten van Mecklenburg geplaatst.”
Bijna van meet af aan spraken de leiders van het Mecklenburgse huis een woordje mee als het ging om de inrichting van het klooster. Heider loopt naar de centrale pijler in de kerk, die kleurrijk is beschilderd. „Dit zijn Arabische motieven. Een van de vorsten was met de kruistochten naar het Heilige Land geweest, had dit motief gezien en wilde dat terugzien in de kerk waar hij later zou worden bijgezet.
Meer dan vijftig leden van het Mecklenburgse vorstenhuis liggen in de kerk begraven, maar ook de Zweedse koning Albrecht en de Deense koningin Margerete zijn hier bijgezet. De uit eikenhout gesneden grafplaat van Margerete, overleden in 1282, is de oudste grafplaat in Mecklenburg.”
Ook de communisten hadden in de gaten dat ze met de kerk goud in handen hadden. Heider: „De kerk is ten tijde van de DDR goed onderhouden. Samen met het Zwinger in Dresden en Sanssouci in Potsdam behoorde de kerk tot de drie belangrijkste gebouwen met internationale allure.”
De kerk doet nu op zondag dienst als kerkgebouw voor de plaatselijke evangelisch-lutherse gemeente. „Verder worden hier trouw- en rouwdiensten gehouden, concerten gegeven en is zij met jaarlijks 170.000 bezoekers een geweldige toeristische trekpleister. Het gebouw is natuurlijk prachtig. Ik denk wel eens dat de mensen die in de middeleeuwen leefden, het idee moeten hebben gehad dat ze een beeld kregen van hoe het in de hemel is.”
www.duitsverkeersbureau.nl, www.bad-doberan.de, www.doberanermuenster.de