Hervormd blijven is geen wederkeer
Het Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk heeft een meldpunt geopend voor hen die niet mee willen gaan in de Protestantse Kerk in Nederland. Maar wie zich mede schuldig acht aan de kerkelijke nood, kan niet achterblijven, aldus drs. T. T. J. Pleizier
. Het meldpunt is geopend om een laatste getalsmatig signaal aan de synode af te geven en om „activiteiten te coördineren”, aldus de website van het Comité. Wie mee wil doen, kan zich laten registreren.
Welke kerkelijke consequenties getrokken moeten worden uit het ongereformeerde en onhistorische fundament onder de nieuwe kerkorde en de gewettigde pluraliteit in leer en leven in de nieuwe kerk, is een vraag die de bezwaarden onderling verdeelt. Hoewel men doorgaans gevoelig is voor argumenten die ontleend zijn aan de kerkgeschiedenis, leggen ook historische overwegingen weinig gewicht meer in de schaal, zoals prof. W. van ’t Spijker onlangs in deze krant signaleerde (katern Boeken, 11-6).
Wie zijn mening heeft bepaald, zal psychologisch ook weinig ruimte meer hebben om die in dit stadium nog te wijzigen. Het nieuwe meldpunt voert die druk nog verder op. Kerkenraden en kerkleden die zich melden, ontnemen zichzelf de geestelijke vrijheid die de komende maanden hard nodig zal zijn. De kerkenraad die de moed kan opbrengen om een aanmelding bij het meldpunt te annuleren, verdient in dit licht bewondering van vriend en vijand.
Schuld
Zij die zich reeds gemeld hebben, zullen van mening zijn dat deze bijdrage weinig reden biedt tot heroverweging van hun standpunt. Zij die zich nog niet aan het meldpunt hebben gecommitteerd, staan wellicht nog open voor enkele indringende morele vragen die aan het Comité gesteld moeten worden.
De brochure ”Vragen naar de weg”, die onlangs breed is verspreid door het Comité, heeft deze kans voorbij laten gaan. Naar de vraag ”Ontlopen we door niet mee te gaan in de PKN niet onze kerkelijke schuld?” heb ik bijvoorbeeld tevergeefs gezocht in het catechismusachtige boekwerkje, dat onder meer geschreven is door enkele predikanten die ik reken tot mijn medestudenten gedurende onze studietijd in Utrecht. In december 2002 en op 11 januari 2003 heeft het Comité toch onomwonden verklaard „zich mede schuldig te weten aan de dwalingen in de kerk”? Waren dit achteraf bezien te zware woorden? In dat geval is het ironisch te moeten constateren dat een dergelijk stevige inzet alsnog het predikaat ”kerkelijk schuldig zijn” oproept. Hoe dan ook, in het maandenlange geweld van discussies over pluraliteit, geschiedenis, belijdenis en verbond, is deze belangrijke zin langzaam maar zeker naar de achtergrond verdwenen.
Gelukkig werpt ds. P. C. Hoek, hervormd predikant te Sint Annaland, deze vraag wel op in zijn Open Brief van 21 juli, waarvan ook deze krant ruim bericht gaf. Ds. Hoek is beslist. „Hervormd blijven”, zo houdt hij zijn lezers voor, „heeft niets te maken met weglopen onder schuld.” Nu wordt het spannend, want hoe nu verder? Kennelijk is er sprake van schuld. Het antwoord geeft ds. Hoek in een retorische vraag: „Betekent werkelijk van harte de schuld erkennen en belijden, niet altijd tegelijk bekering?” Als we ds. Hoek goed begrijpen, moet „hervormd blijven” opgevat worden als bekering in gehoorzaamheid aan de Heere God. Als dat zo is -en de stukken van het Comité bevestigen deze gedachtegang- dan is „hervormd blijven” niet slechts de moeitevolle afweging van een gewetensbezwaarde, maar dan is niet meegaan in de PKN zelfs een plicht; een daad van bekering, van gehoorzaamheid aan God. Een terugkeer op de weg die nog verder van de Heere afleidt. Niet meegaan, of „hervormd blijven”, is een uiting van bekering. Dat zal ieder die de gehoorzaamheid aan het Woord van God hoog heeft, zich ernstig moeten aantrekken.
Bekering
Toch is deze redenering in strijd met de gereformeerde leer. Dat heeft allereerst te maken met de manier waarop over bekering wordt gesproken, en ten tweede met de consequentie die hieraan verbonden wordt.
Heeft het Comité gelijk als men stelt dat „hervormd blijven” een wederkeer of bekering inhoudt? Volgens de gereformeerde leer over de bekering is dat moeilijk vol te houden. In de gereformeerde traditie heeft bekering naast de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest ook een menselijke kant. Zich bekeren is concreet handelen, waaronder een „haten en vlieden van de zonde” (Heid. Cat. Zondag 33) en een „zich oefenen in goede werken” (NGB art. 24). Maar bezwaarden die niet meegaan naar de PKN, zeggen toch juist dat ze niets doen? Ze worden toch achtergelaten? Zij die meegaan, die doen iets, want die verlaten de kerk. Tenminste, dat is niet alleen wat ds. Hoek ons in zijn brief voorhoudt: we blijven waar we zijn; dat is ook waar het Comité voortdurend op hamert: anderen gaan weg, ze laten ons achter.
Welkom in wonderland, want dit is de gereformeerde leer op z’n kop. Want wat betekent dit? Dit is een bekering waarbij je zelf buiten schot blijft. Een bekering die wordt voltrokken door anderen, door hen die wel meegaan en daarin mensen meer gehoorzaam zijn dan God.
„Hervormd blijven is niet weglopen onder de schuld.” Om een tweede reden is deze stelling vanuit de gereformeerde ethiek niet te handhaven. De (kerkelijke) consequentie die getrokken moet worden uit de belijdenis mede schuldig te zijn aan de breuken en dwalingen in de kerk, hangt af van de precieze invulling van dit mede schuldig zijn. Waaraan draagt men mede schuld? En tegenover wie heeft het gereformeerde deel van de kerk gefaald? Wat mede schuldig zijn precies inhoudt, is nog nooit echt zorgvuldig en concreet uitgelegd.
Ds. Hoek is hierin niet de enige. We treffen in allerlei stukken, meditaties, brochures en vlugschriften wel allerlei algemene opmerkingen aan. De stelligheid waarmee het eigen aandeel in de kerkelijke nood wordt bevestigd, maakt echter een concretisering ervan wel noodzakelijk. Schuldig staan we tegenover Christus, de Heer der Kerk. Dit is echter een halve waarheid. Want de schuld strekt zich ook uit over mensen. En niet alleen over hen die in de tijd van de Afscheiding door de kerk onheus zijn bejegend, omdat het verval van de kerk en de secularisatie van de samenleving daarna niet stil hebben gestaan. Wellicht dat ook in dit verband over gereformeerd falen kan worden gesproken.
Kool en geit
Het is zowel grondlijn in het gereformeerd pastoraat als blinde vlek in het denken van het Comité dat geen recht doen aan dit menselijke aspect, bekering tot een leeg begrip maakt. En hervormd blijven doet geen recht aan dit menselijke aspect, omdat linksom of rechtsom we elkaar kwijtraken. En wie de ander kwijtraakt, maakt herstel -als onderdeel van de bekering- onmogelijk. Wie dat wel denkt te kunnen, doet de christelijke ethiek verdampen in haar gnostische tegendeel. Dat is de morele consequentie van de redenering van het Comité.
Hervormd blijven kan onmogelijk in verband worden gebracht met bekering en evenmin met een bijbelse manier van omgaan met kerkelijke schuld! Het is een van beiden. Of „hervormd blijven” moet als politiek correct begrip van tafel, óf men moet de uitspraak „wij zijn mede schuldig” intrekken. Wie zich mede schuldig acht, kán niet achterblijven en wie hervormd wil blijven, kán dat niet interpreteren als bekering. Wie de kool en de geit wel wil sparen, wringt de gereformeerde leer over de bekering in een onmogelijke bocht.
De oproep om hervormd te blijven, wordt gebracht als een morele plicht. Het is echter de ethiek van de automobilist die mede schuldig is aan de grootste kettingbotsing van de eeuw. Zelf is hij er als door een wonder zonder al te veel kleerscheuren van afgekomen, maar rijen auto’s staan verkreukeld over en door elkaar. Desondanks besluit hij zijn weg te vervolgen, of liever, rechtsomkeert te maken. Ontdaan van theologische bewoordingen is het als doorrijden na een ongeluk. Het valt te hopen dat kerkenraden dit tijdig zullen beseffen, voordat ze zich laten opnemen in de administratie van het nieuwe meldpunt.
De auteur studeerde theologie in Utrecht en is momenteel aio praktische theologie.