Geschiedenis

Fort De Goede Hoop toont koloniaal verleden

De erfenis van het bewogen Hollandse koloniale verleden van Kaapstad wordt vooral bewaard in ”het kasteel”.

Marius Bremmer
27 April 2012 23:59Gewijzigd op 14 November 2020 20:48
Typisch Hollandse fortificatiestijl. Het torentje opgetrokken uit gele IJsselsteentjes, ooit meegenomen als ballast in de ruimen van de VOC- schepen. Foto Marius Bremmer
Typisch Hollandse fortificatiestijl. Het torentje opgetrokken uit gele IJsselsteentjes, ooit meegenomen als ballast in de ruimen van de VOC- schepen. Foto Marius Bremmer

Kaapstad is een bruisende stad die geen last heeft van de economische recessie. Het toerisme groeit elk jaar weer. Bezoekers met Nederlandse wortels kunnen extra makkelijk mijmeren over de tijden van weleer, wandelend over de Heerengracht, langs de Waterkant, door de Loopstraat en de Strandstraat. Dan staat daar opeens Kasteel de Goede Hoop! Een kaartje voor het kasteel –een oud Hollands fort– kost een habbekrats, de opbrengst van het bezoek is groot: het antiek, de schilderijen en de martelwerktuigen geven je inzicht in het verleden.

Kobus van der Merwe, met korte broek aan en een strohoed op het hoofd, verft de gietijzeren kettingpalen langs het pad dat naar het fort leidt. „Ik stam af van Nederlandse kolonisten”, lacht hij. „Ik heb het contract gekregen voor wat extra onderhoud rond het fort.” Trots: „Daar staan mijn vrouw Annie en een knecht te verven. Ja, vroeger deden blanken dit werk niet, maar nu moeten we alle zeilen bij zetten!”

Van der Merwe weet verrassend veel: „In oude reisjournaals staat dat op 12 mei 1652 de Nederlander Jan van Riebeeck met zijn mannen op deze plek voor het eerst het heilig avondmaal vierde. Een protestantse dominee van een toevallig langskomend VOC-schip moest het sacrament bedienen, want Van Riebeeck had alleen een hiertoe onbevoegde ziekenverzorger bij zich.” Hij kijkt op van zijn kwast: „Die verzorgde alleen het avondgebed en zong dagelijks psalmen met de mannen.”

Van Riebeeck stichtte in opdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) een verversingspost met voldoende water en voedsel, zodat passerende VOC-schepen zich konden wapenen tegen scheurbuik. Een fort moest de kolonie beschermen tegen aanvallen van Portugezen, Spanjaarden en Engelsen.

Van Riebeeck had het niet gemakkelijk: vooral ongeschoolde en verlopen lieden leenden zich voor de lage lonen van de VOC. Het gajes misdroeg zich en stal veelvuldig: het waren geen lieverdjes die daar baden en zongen de Tafelbaai.

Kleurlingen

Toen de lokale Khoikhoistammen (oneerbiedig Hottentotten genoemd) merkten dat deze blanken blijvertjes waren, werd het hommeles. Ze moesten echter buigen voor de blanke overmacht. Uit contacten van de kolonisten met de Khoikhoivrouwen en uit latere huwelijken met aangevoerde slaven ontstaan de Kaapse ”kleurlingen”, een bevolkingsgroep in de Kaapprovincie van enkele miljoenen mensen.

Van der Merwe wijst naar zijn knecht: „Zoals hier, Bertus Arends. Hij spreekt net als wij Afrikaans en heeft een Hollandse achternaam.”

Vanaf 1666 veranderde het fort in een stenen ‘Pentagon’ met vijf bastions op de punten, de favoriete Hollandse fortificatiestijl. De vijf bolwerken kregen de namen van de titels van de Prins van Oranje: Nassau, Oranje, Leerdam, Buuren en Katzenellenbogen. Tot 1795 bleef het fort in Nederlandse handen, daarna namen de Britten het gezag over de Kaap over.

De Goewerneur

Van der Merwe zegt geen tijd meer te hebben. Hij schildert verder en spoort ons aan om door te lopen. „Het fort is groot, er zijn een paar musea en je bent maar zo niet klaar met een wandeling over de kantelen. Aan alle kanten heb je fraai uitzicht: op de Tafelberg, op het stadscentrum, op zee en op het verkeer dat voortraast over vierbaanswegen. Drink na afloop een Castle Beer op het terras van restaurant De Goewerneur. Ons nationale bier is naar het fort genoemd…”


Die Donker Gat

In het fort is veel te zien. De martelkamer heet in het Afrikaans Die Donker Gat, waar de beulen de pijnrak, duimskroewe en brandysters kundig hanteerden. De cellen worden aangeduid als tronk en een lang klip kronkelpad leidt naar het bezoekerstoilet in het vroegere arsenaal.

Opvallend is de toren van ingevoerde gele IJsselsteentjes, klompies genoemd. Rond het grote gazon liggen de manschappenverblijven. Ook herbergt het fort de fraaie woning van de gouverneur. Verder is er een legermuseum met kostuums, zwaarden, emblemen en andere militaire voorwerpen.

In het verrassend uitgebreide historisch museum kunnen liefhebbers van antiek hun hart ophalen aan prenten, schilderijen, kabinetten, vitrinekasten vol Delfts blauw met monogrammen van de VOC, beddenpannen, Keulse potten en klokken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer