Bodar: Toenadering christenen en joden nodig
UTRECHT – Toenadering tussen orthodoxe christenen en orthodoxe joden is nodig. Dat was de conclusie vrijdag bij een symposium over de verhouding tussen jodendom en christendom in Utrecht.
De bijeenkomst was georganiseerd door de Rooms-Katholieke stichting Hieronymus.
Prof. Antoine Bodar, bijzonder hoogleraar namens deze stichting aan Tilburg University, was een van de sprekers. De anderen waren Augustinuskenner prof. dr. Paul van Geest van de Vrije Universiteit, de protestantse dr. Theo van Campen, die gepromoveerd is op een studie over de visie op het jodendom, en rabbijn Raphael Evers.
Dr. Van Campen constateerde dat er dertig jaar geleden geen gesprekken tussen orthodoxe christenen en orthodoxe joden bestonden. Toen overlegden de meer liberale joden en christenen met elkaar. Nu is de tijd veranderd.
Prof. Van Geest vindt de strijd tussen Rome en de Reformatie „volstrekt achterhaald.” Volgens hem is de scheidslijn nu tussen orthodoxie en heterodoxie. Rabbijn Evers stelde dat alle religieuze mensen zich moeten verenigen in de strijd die woedt tussen het religieuze en het seculiere.
Over hóé ze met elkaar moeten praten, waren ze het minder eens. Prof. Van Geest vindt een „dialoog die leidt tot een niet-verbaal begrip voor elkaars standpunten” al heel wat. Prof. Bodar „hunkert” naar gesprekken met joden. Hij zei dat niet de joden de christenen nodig hebben maar omgekeerd. Christenen moeten eerst vooral luisteren naar wat joden te zeggen hebben, vindt hij.
Als voorwaarden voor de gesprekken noemde hij deskundigheid, wederzijds vertrouwen dat gedijt door wederzijdse ontmoetingen en de wetenschap dat het theologisch gesprek begrensd is omdat sommige zaken niet te benoemen zijn.
Dr. Van Campen stelt dat ontmoeting en praktisch samenwerken belangrijk zijn, maar de gesprekken moeten ook inhoud hebben, zei hij. Hij sprak van een „fundamentele gemeenschappelijkheid” en van een schisma tussen kerk en synagoge. De predikant ziet uit naar de overwinning van dat schisma, maar dat lukt volgens hem niet door spanningsloos met elkaar op te trekken of door een tweewegenleer aan te hangen.
De theoloog wil daarom tijdens die gesprekken de verschillen niet verdoezelen. „Joden en christenen lezen voor een gedeelte dezelfde Schriften maar ze verschillen van mening over de uitleg ervan. Joden en christenen kunnen elkaar fundamentele vragen stellen. Dat zal pijn doen, maar met de gesprekken wordt de spanning van het schisma wel vruchtbaar.”
Rabbijn Evers heeft de laatste tijd veel steun van christenen ervaren. Hij waardeert die steun zeer. „Een dergelijke warmte is in deze tijd van zakelijkheid en hardheid een zeldzaam fenomeen geworden.” Hij sprak met het oog op de verbondenheid van een „hoopvolle en verheven horizon in het vooruitzicht.”
De rabbijn stelde voor om niet alleen samen te praten, maar ook dingen samen te doen. In de toenemende samenwerking ziet hij een voorbode van de Messiaanse tijd, waarin sprake zal zijn van een „intense alomtegenwoordigheid van het Opperwezen.”