Op safari in Amsterdam-Noord
AMSTERDAM – Toeristen die de ”big five” willen bewonderen kunnen sinds kort boven het IJ terecht. Wie op safari wil hoeft niet per se naar Afrika, maar kan die in Amsterdam-Noord maken.
Stadsecoloog Fred Haaijen had vorig jaar vlak voor het zomerreces een excursie met het Amsterdamse stadsbestuur. „Ze vroegen mij hen mee naar buiten te nemen om te laten zien wat er hier in Amsterdam-Noord allemaal in de natuur zit. Met elkaar zagen we roofvogels, een ringslang, een ijsvogeltje en orchideeën. Het idee ontstond om hier de ”big five” door middel van excursies bekend te maken onder het publiek.”
Tot de ”big five” van Amsterdam-Noord behoren de ringslang, de noordse woelmuis, de grutto, de ijsvogel en de orchidee. „Natuurlijk zitten er hier meer dieren.” Haaijen pakt een stapel foto’s van zijn bureau en bladert erdoor. „Het is soms maar net wat je aantreft. Kijk, hier.” Haaijen laat een foto met een pelikaan zien. „Dat was een toevalstreffer. Maar dat kan dus gebeuren. Vorig jaar zagen we op een excursie twee flamingo’s. En laat ik de hop niet vergeten die de hele vogelwereld op z’n kop zette.”
Haaijen is enthousiast over de natuur in Amsterdam-Noord. Het is ook geen wonder dat ‘zijn’ noord door de Amsterdamse Partij voor de Dieren tot diervriendelijkste stadsdeel is verkozen. „Dit is het groenste stadsdeel van Amsterdam.”
Haaijen staat op vanachter zijn bureau en loopt naar een kaart van Amsterdam-Noord die aan de muur hangt. „Hier staan de leefgebieden van de dieren op en de verbindingswegen waarvan ze gebruikmaken. Amsterdam-Noord heeft diverse groene wegen die de dieren gebruiken om in de stad door te dringen en de stad te verlaten. Dieren kunnen altijd vanuit een woonwijk via zo’n verbindingsweg snel in de vrije natuur komen.”
Haaijen wijst een verbindingsweg die naar het oude IJ loopt. „Hier leeft de noordse woelmuis, ofwel het pandabeertje van Nederland.”
Het pandabeertje van Nederland? „Ja, zoals de pandabeer alleen in China voorkomt, is de noordse woelmuis alleen in Nederland te vinden. Het beestje leeft in Zeeland, in Friesland, op Texel en hier binnen de ring in Amsterdam-Noord.”
De noordse woelmuis is te vinden in drassige gebieden. „De woelmuis leeft hier omdat de veldmuis niet kan zwemmen. Hij is veel groter dan de veldmuis, maar hij is veel te lief. Hij laat zich zo opzijzetten.”
Haaijen adviseert het stadsdeel al dertig jaar bij nieuwbouw. „Als er plannen worden gemaakt, kijk ik wat de consequenties daarvan voor de natuur zijn. Neem de tweede Coentunnel die wordt aangelegd. Dan moet er ook een verbindingsweg voor de natuur komen. We bouwen voor mensen, maar we bouwen ook voor dieren. Mens en dier moet met elkaar leven. Het gaat erom dat je met respect voor elkaar samenleeft.”
Dat respect voor de natuur probeert Haaijen anderen bij te brengen door middel van de excursies die hij op zijn vrije zaterdag geeft. Hij loopt terug naar zijn bureau en pakt een foto van een groep mensen waarop te zien is hoe een vrouw een grote ringslang vasthoudt. „Ja, dat was een grote, het was een vrouwtje. Als je die in handen hebt gehad, vergeet je dat je leven lang niet. Het is een heel verschil of je erover leest of dat je het beleeft. Ik vertel de mensen bovendien wat ze in hun eigen tuin voor de ringslang kunnen doen.”
Tot de ”big five” behoren niet de roofvogels, maar ze zijn er wel in diverse soorten in Amsterdam-Noord. Haaijen somt op: „Havik buizerd, sperwer, diverse soorten uilen en de slechtvalk. Zij duiken steeds vaker rond de stad op. Het mooiste voorbeeld is de slechtvalk met zijn nest op het oude Shellgebouw. Normaal leeft zo’n beest in rotsformaties. Van grote hoogte duiken ze dan op halsbandparkieten –door Amsterdammers steevast papegaaien genoemd– of op veldmuizen. Zo’n knaagdier is voor een roofvolgel een kroket op pootjes.”