„Scholen zijn geen leerfabrieken”
Het kabinet lijkt scholen te zien als leerfabrieken. Meet de input en de output: het verschil daartussen is de toegevoegde waarde van een school. Volgens de Onderwijsraad is het echter niet zo simpel.
In het regeerakkoord van CDA, VVD en D66 staat dat er vanaf 2005 een begintoets moet komen voor alle 4-jarigen in het basisonderwijs. De school moet de resultaten ervan acht jaar later leggen naast de Cito-toets, die vrijwel op alle scholen in het laatste leerjaar wordt afgenomen. Zo kan de school precies zien wat ze aan kennis heeft bijgebracht. Scholen die goed presteren zouden zelfs extra geld tegemoet kunnen zien.
Voordat minister Van der Hoeven van Onderwijs tot invoering overgaat, heeft ze de Onderwijsraad om advies gevraagd. De raad tempert het enthousiasme van de regering aanzienlijk, zo blijkt uit een advies dat donderdag is gepresenteerd. De enige overeenkomst tussen de raad en het kabinet is dat ze beiden voorstander zijn van een toetsing, maar dan houdt het ook op.
Het kernbezwaar van de raad tegen de visie van de overheid is de simpele benadering. De toegevoegde waarde van de school is namelijk niet de aftreksom van twee toetsen. Kinderen leren ook buiten de school. Kinderen van hoogopgeleide ouders doen dat meer en beter dan kinderen met laagopgeleide ouders. Bovendien zit er ook verschil tussen de kinderen zelf. Leerlingen met een hoge intelligentie steken van hetzelfde onderwijs meer op dan kinderen met een lager IQ.
De statistische berekening van wat een school toevoegt aan de ontwikkeling van een kind is moeilijk te bepalen en moet volgens de Onderwijsraad in handen komen van een nog nader te bepalen instantie. De raad is op grond van deze overwegingen fel tegen een koppeling van leerprestaties en de bekostiging, zoals het kabinet op den duur voor ogen staat. De Onderwijsraad denkt dat scholen dan hun leerlingen gaan selecteren.
En wat te denken van verhuizingen? zo vraagt de Onderwijsraad. Uit cijfers blijkt dat slechts de helft van de leerlingen op dezelfde basisschool blijft. Het wordt dan wel heel moeilijk om de toegevoegde waarde van een school te bepalen; niet alleen voor de betrokken leerlingen, maar ook voor de school. Als de helft van de klas niet meetelt voor de bepaling van het uiteindelijke resultaat, is het moeilijk om een betrouwbaar beeld van een school te krijgen.
Bovendien blijken alleen de vakken rekenen en taal het noodzakelijke vergelijkingsmateriaal te kunnen bieden. Immers, de leerlingen in de eerste groepen van de basisschool kunnen niet getest worden op hun aardrijkskundige, biologische of geschiedkundige kennis.
De Onderwijsraad ziet nog twee belangrijke bezwaren tegen het kabinetsvoorstel. In de eerste plaats heeft het volgens de raad niet zoveel zin om 4-jarigen te testen. De toetsen van deze jonge kinderen zijn niet betrouwbaar. Het kan beter in groep 3, als de kinderen 6 jaar zijn.
Verder heeft het adviesorgaan grote bezwaren tegen de invoering van de test met ingang van 2005. De tests voor de jonge kinderen moeten nog worden ontwikkeld. Daar is volgens de raad zeker vier tot zeven jaar voor nodig.
Wie alle bezwaren van de Onderwijsraad op een rijtje zet, zou tot de conclusie kunnen komen dat het beter is om van invoering af te zien. De Onderwijsraad trekt die conclusie niet. Het principe om te komen tot een globale beoordeling van wat een school toevoegt aan de ontwikkeling vindt de raad goed.
Het onderwijsveld begrijpt deze gedachtegang van de Onderwijsraad niet. Gezien alle bezwaren, zou het beter zijn om de begintoets niet in te voeren. Alle onderwijsorganisaties zitten ook op die lijn. De Algemene Onderwijsbond (AOb) roept zijn leden zelfs op om niet mee te werken aan de invoering ervan. Volgens een woordvoerder van de bond is de Onderwijsraad, gezien alle opgesomde bezwaren, ook tegen, maar durft de raad dat niet op te schrijven, om de politiek niet voor het hoofd te stoten.
De recente geschiedenis heeft geleerd dat het waarschijnlijk niet zo’n vaart zal lopen met de invoering van een begin- (en eind-)toets. Als het onderwijsveld faliekant tegen blijft, zal de politiek niet tot invoering overgaan. Staatssecretaris Netelenbos stelde in 1995 ook al voor om een kleutertoets in te voeren. Het onderwijsveld, opvoedkundigen en psychologen tekenden toen bezwaar aan tegen de technocratisering van het onderwijs. In hun ogen zijn scholen geen leerfabrieken.