Ellen over tie rips
Als er geen tie rips waren, dan had ik geen fiets. Een stuk of zes van die sjorbandjes houden de verschillende onderdelen van mijn vélocipède –je zou hem de 2CV onder de rijwielen kunnen noemen– bij elkaar. Spatbord aan bagagedrager, spatbord aan frame, spatbord aan voorvork, bagagedrager aan frame, frame aan voorvork.
Er moet nodig weer wat extra worden gesjord, want het rammelen heeft buitenproportionele trekken aangenomen. Zo hing het achterspatbord bijvoorbeeld altijd nog ergens aan een schroefje, maar nu zit daar geen schroefje en wel roest.
Het leuke aan mijn fiets is dat het een omafiets is en dat er blauwe bloemetjes op zijn geschilderd, door ik weet niet wie. Een jaar of twee geleden kocht ik hem bij een tweedehands-Harrie hierachter, nadat mijn vorige fiets al begon te kreunen van ellende als ik er alleen maar langsliep.
„Probeer ’m effe”, zei Harrie terwijl hij hem vast voor me naar buiten reed. Z’n buik zat een beetje in de weg. Ik reed twee rondjes door de straat en toen nog een rondje voor de zekerheid.
„Goed?”
„Goed.”
„Licht en alles zit er helemaal op”, zei Harrie. Ik vond het prima. Hij was niet duur. Harrie zette nog effe het zadel voor me op hoogte.
Na een week al begon het rammelen, en de lampen heb ik nooit aan de praat gekregen. De koplamp staat inmiddels verkeerd om op het stuur en de achterlamp zwerft ergens in een goot ver weg. Het geeft niet, want als ik licht nodig heb, knoop ik losse lampjes aan stuur en bagagedrager.
Een ander klein nadeel is dat ik vaak een band moet plakken. Maar ergens is dat best een leuk werkje. Beetje rommelen met zo’n Simsondoosje en solutie. Emmertje sop erbij, bandenlichters. Mijn opa –fietsenmaakhobbyist pur sang– doet altijd nog talkpoeder op de binnenband voordat die weer in z’n huid gaat, maar zo professioneel ben ik dan weer niet.
Heel soms droom ik van een noest, glimmend ros met een weldoorvoede ketting en versnellingen voor elk denkbaar wegdek – maar dat is echt heel soms.
Want als ik weer eens een apk heb uitgevoerd met m’n tie rips –grootste uitvinding van de vorige eeuw– en wat met de bus WD40 –op een na grootste uitvinding van de vorige eeuw– in het rond heb gespoten, ben ik feitelijk behoorlijk gelukkig met een heerlijk fietsje. Ik heb toch geen schuur waar ik hem droog en tochtvrij kan stallen. En het allermooiste van zo’n pretentieloze fiets is dat ik hem nooit op slot hoef te zetten, waar ik ook ben.
Leve de rijdende schroothoop.