Mariska over 1,3 km opvoeding
Van huis naar school is het 1,3 kilometer. Exact. Gerekend tot de eerste tegels van het plein. Da’s niks. Alleen als je die afstand met zes vermenigvuldigt (het aantal keren dat ik het ritje regelmatig op één dag maak), telt het leuk mee voor de dagelijkse hoeveelheid beweging.
Het gaat erom dat die 1300 meters genoeg zijn om alle facetten van de opvoeding de revue te laten passeren.
Dat begint al voordat we nog maar een meter gefietst hebben. Ik oefen heel veel geduld. Een voorzitje op de fiets is handig, maar probeer er maar eens een tegenstribbelende peuter in te heisen. Al nee roepend, krijsend soms. Je zou er zelf bijna van mee gaan gillen.
En dan blijkt dat de gymtas van een van de oudsten nog binnen ligt. Of een leesboekje dat ab-so-luut vandaag mee terug naar school moet.
Opvoeden is ook: zelf het goede voorbeeld geven. Dus als het regent trek ik –meestal dan– zonder morren m’n regenpak aan. En ook als er geen verkeer aankomt, steek ik –meestal dan– keurig m’n hand uit.
Ik stimuleer de kinderen, de twee oudsten fietsen inmiddels zelf, door af en toe een duwtje te geven. Vooral de heuvel op. En ik geef een kus op een zere knie wanneer een fietsband net iets te hard over een tak ging en weggleed. Maar ik leer hen ook weer op te staan. En gewoon verder trappen, want „Je kunt het!” en „Jij bent een superfietser.”
Samen genieten we van de zon op onze huid, de wind door onze haren. We kijken naar wandelende honden, fladderende vogels en een mooie bloesemtak. We evalueren al trappend de ruzietjes, maar ook de fijne momenten van de dag op school. Terwijl de kinderen ondertussen wat ze geleerd hebben in praktijk proberen te brengen – hand uitsteken, stoppen bij de weg, rechts blijven, nee, de andere rechts!
Net als bij de hele opvoeding volgt als vanzelf de fase van loslaten – met een rare kriebel in m’n buik. Want: zal het goed gaan? Voor het eerst zélf op de fiets? Al slingerend, maar met een stoere blik trapt de oudste zoon dapper door. Ook als er net iets te hard een scooter voorbijraast. En daar gaat hij, voor het eerst zonder hulp de heuvel af. Yes! Dat ging goed. Om even later tóch te vallen, omdat hij trots –maar roekeloos– naar achter keek. De schat.
En paar jaar later moet oversteken bij de grote weg ook gaan lukken. Dus daar gaat hij. Terwijl ik hem nog even „Doe je wel voorzichtig?” naroep. Dan blijken 1300 meters opeens erg lang. Wat een opluchting als hij ’s middags uit school veilig en wel de poortdeur door komt rijden. „Tuurlijk, mam. Dat kan ik toch!” Ook ík leer veel, in nog geen anderhalve kilometer.