Israël gebaat bij leiders met meer durf en visie
JERUZALEM – Israël viert donderdag zijn Onafhankelijkheidsdag. De natie heeft in 64 jaar veel opgebouwd. Het land hield stand tegen vijandelijke legers, bood het hoofd aan golven van terreur, ontwikkelde zich tot regionale supermacht en is een populair oord voor toeristen en investeerders in hightech. Maar er dreigen ook gevaren. Niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit.
Bijna 8 miljoen mensen wonen er vandaag in Israël. De bevolking groeide vorig jaar met 161.000 zielen, onder wie 19.000 immigranten. De werkloosheid is met 6,5 procent vrij laag. De economische groei bedroeg de afgelopen jaren tegen de 5 procent. Grote gasbellen voor de kust moeten de komende jaren in de eigen vraag naar gas gaan voorzien. Bovendien bestaat er een kans dat Israël straks olie gaat winnen uit oliehoudend gesteente. De wegen zijn (te) vol met auto’s, het openbaar vervoer wordt langzaam maar zeker verbeterd en het publieke debat is even springlevend als heftig. Israël is na 64 jaar een sterk, bloeiend en boeiend land.
Huisvesting
Toch heerst er bij velen zorg. En daar is reden voor. Vorig jaar zomer braken er massale protesten uit tegen de hoge kosten van levensonderhoud en huisvesting. Israëlische media toonden aan dat dezelfde producten in Amerika en Europa aanzienlijk goedkoper zijn. De onvrede richtte zich tegen het kleine groepje magnaten, de eigenaren van industrieën die zich verrijken ten koste van de bevolking, en de regering, die er niets tegen doet. De protesten hebben nauwelijks tot verbeteringen geleid. De kans is groot dat de gewone, hardwerkende Israëliër de komende maanden opnieuw de straat opgaat.
Dan is er Iran. Iraanse leiders hebben gezegd dat Israël dient te verdwijnen. Volgens inlichtingendiensten bereidt Iran de productie van kernbommen voor. Het is moeilijk in te schatten hoe ernstig de dreiging is. Sommigen achten de waarschuwingen van premier Benjamin Netanyahu overdreven. Maar de geschiedenis heeft geleerd dat Israël het zich niet kan permitteren een dreiging te negeren. Een Israëlisch preventief offensief tegen Iran behoort tot de mogelijkheden.
De afloop hiervan is echter onzeker. De Israëlische regering heeft bijvoorbeeld verzuimd de gehele bevolking van gasmaskers te voorzien, wat nodig is om bescherming te bieden bij een mogelijke Iraanse tegenaanval met chemische wapens.
Een ander gevaar is dat Israël langzaam zijn karakter als Joodse én democratische staat verliest. Bij de laatstgehouden verkiezingen werden parlementariërs in de Knesset gekozen die wetten voorstellen die in strijd zijn met de democratie. Deze volksvertegenwoordigers willen de vrijheid van meningsuiting en de bevoegdheden van de rechterlijke macht verkleinen.
De toekomst van het Joodse en het democratische karakter van de staat loopt ook gevaar door het beleid voor de Westelijke Jordaanoever. De Joodse nederzettingen op de Westoever breiden zich uit. De bewoners ervan, die via de regeringscoalities grote invloed uitoefenen in politieke kringen, staan een Israëlische terugtrekking uit dit in 1967 veroverde gebied niet toe.
Hoe kan Israël zich straks nog een democratische staat noemen als het op de Westelijke Jordaanoever aanwezig blijft, zich daar dieper wortelt en de Palestijnen daar geen stemrecht geeft?
Premier Netanyahu mag van geluk spreken dat de Palestijnse Autoriteit zichzelf niet opheft en dat de Palestijnen geen geweldloze strijd voeren voor gelijke burgerrechten. Maar dat is geen garantie dat dat morgen niet zal gebeuren. Als de Palestijnen deze rechten krijgen, kunnen ze op lange termijn via de democratische weg het volkslied, de vlag, de wet op terugkeer en de naam van de staat veranderen. Maar Israël is opgericht als Joodse staat. Een binationale staat (een staat voor twee volken) kan het einde daarvan betekenen.
Durf en visie
Toch zou het onjuist zijn de dreigende verdwijning van de tweestatenoptie alleen op het conto van Netanyahu en zijn bondgenoten te schrijven. Ook de Palestijnen leverden hun bijdrage aan de stagnatie van het politieke proces dat moet leiden tot twee staten. Dat begon al 64 jaar geleden, toen de Arabieren (zoals iedereen hen toen nog noemde) weigerden het VN-verdelingsplan voor Palestina te accepteren. Palestijnse leiders wezen de plannen van de premiers Ehud Barak en Ehud Olmert om een eigen Palestijnse staat naast Israël op te richten, van de hand. Een van de struikelblokken was de eis dat Palestijnse vluchtelingen volgens hen het recht moesten krijgen naar Israël terug te keren.
Donderdag reikt premier Netanyahu de Palestijnse president Mahmud Abbas de hand. Die weigert te onderhandelen omdat Israël de uitbreiding van de nederzettingen niet stopzet. Ook is het onduidelijk hoe een vredesregeling zou kunnen werken zolang veel Palestijnen Hamas steunen. Deze radicaalislamitische beweging weigert het bestaansrecht van Israël te erkennen. Veel Palestijnse kinderen worden nog steeds gevoed met haat.
Israël kent uitdagingen genoeg. Maar dat is ook in de afgelopen 64 jaar steeds zo geweest. Toch is het land erdoorheen gekomen.
Israëliërs en Palestijnen zouden zeer gebaat zijn bij leiders met meer durf, een visie die verder reikt dan de volgende verkiezingen en vooral met meer realiteitszin.